Перевод: со всех языков на все языки

Со всех языков на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Испанский
Русский

her parents are no longer alive

1 leven

leven¹

〈 het〉

1 [het bestaan] life ⇒ existence

2 [werkelijkheid, levensechtheid] life ⇒ reality

3 [levensduur] life, lifetime

4 [levenswijze] life ⇒ living

5 [morele handel en wandel] life

6 [levensloop, levensgeschiedenis] life ⇒ life history

7 [verschijnselen/werkzaamheden in een kring] life

8 [levensonderhoud] life ⇒ living

9 [lawaai] life ⇒ noise

10 [drukte, levendigheid, activiteit] life ⇒ liveliness

♦voorbeelden:

1   elkaar op leven en dood bestrijden • wage a life-and-death struggle

     het leven begint bij 40 • life begins at 40

     zijn leven geven voor zijn land • lay down one's life for one's country

     voor hun leven wordt gevreesd • there are fears for their lives

     zijn leven hangt aan een zijden draad(je) • his life hangs by a thread

     de aanslag heeft aan twee mensen het leven gekost • the attack cost the lives of two people

     zo is het leven • that's life

     dat kostte hem het leven • that killed him/cost him his life

     het leven laten/erbij inschieten • lose one's life

     zijn leven loopt op een eind • his end is drawing near

     het leven schenken aan • give birth to

     iemand het leven schenken • spare someone's life

     zijn leven duur verkopen • sell one's life dearly, fight to the bitter end

     zijn leven wagen • risk one's life

     bij leven en welzijn • if all is well

     iets in leven houden • keep something alive

     nog in leven zijn • be still alive

     in leven blijven • stay/keep alive

     iemand naar het leven staan • be after someone's blood

     om het leven komen • lose one's life, be killed

     iemand om het leven brengen • kill someone

     op gewelddadige wijze om het leven komen • meet (with) a violent death

     het leven van alle dag • everyday life

     rennen alsof je leven ervan afhangt • run for one's life

     zijn leven niet (meer) zeker zijn • be not safe here (anymore)

     als je leven je lief is • if you value your life

     〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • while there is life there is hope

2   een stichting in het leven roepen • establish an association

     een organisatie in het leven roepen • set up an organization

     tekenen/schilderen naar het leven • draw/paint from life/nature

     uit het leven gegrepen • true to life, taken/drawn from (real) life

3   je doet er je hele leven mee • it will last you all your life

     zijn hele verdere leven • for the rest of his life

     zijn leven slijten • spend one's days

     dat heb ik nog nooit van mijn leven gezien • I have never seen that in my life

     van zijn leven niet • never (in all my life)

     heb je van je leven! • well, I never!

     hij is voor zijn leven invalide • he will be an invalid for the rest of his life

     voor het leven benoemd • appointed for life

     een lidmaatschap voor het leven • a life membership

     voor het leven getekend • marked for life

     iemand het leven zuur maken • make someone's life a misery

4   een druk leven hebben • lead a busy life

     zijn eigen leven leiden • lead one's own life

     〈 figuurlijk〉 zijn eigen leven gaan leiden • lead/assume a life of its own 〈bijvoorbeeld van verhaal/gerucht〉

     een gemakkelijk leven hebben • have an easy life

     een nieuw leven beginnen • turn over a new leaf

     zijn leven beteren • mend one's ways

     zij heeft geen leven bij die man • that man makes her life a misery

     hoe staat het leven? • how's life?

5   een dubbel leven leiden • lead a double life

     een losbandig leven leiden • lead a wild life

6   mijn/hun leven lang • all my life/their lives

     bij/tijdens zijn leven • in/during his lifetime

7   het maatschappelijk/het huiselijk leven • public/private life

     in het volle leven staan • be in touch with things

8   het leven wordt steeds duurder • the cost of living is going up all the time

9   leven maken • make a noise

10 een onderneming nieuw leven inblazen • breathe/inject new life into a firm

     leven in de brouwerij brengen • stir/liven things up, get things going

     er kwam leven in de brouwerij • things were beginning to liven up

     iets/iemand weer tot leven brengen • bring something/someone to life again

¶   een bruin leven • a good/an easy life

     hij heeft ook het eeuwige leven niet • he won't last for ever

     〈 ironisch〉 toen begon het lieve leven(tje) • then the fat was in the fire

     de bescherming van het ongeboren leven • protection of the unborn child

     〈 prostitutie〉 in het leven • on the game

————————

leven²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [niet dood zijn] live ⇒ be alive

2 [met betrekking tot zaken/voorstellingen] live (on)

3 [zich voeden] live on

4 [zijn dagen doorbrengen] live

5 [zich gedragen] live

6 [in zijn onderhoud voorzien] live (on/by) ⇒ 〈 vaak pejoratief〉 live off

♦voorbeelden:

1   blijven leven • stay alive

     mens, durf te leven • come on, live a little

     hij heeft niet lang meer te leven • he has not long to live

     eeuwig leven • live eternally

     en zij leefden nog lang en gelukkig • and they lived happily ever after

     langer leven dan iemand • outlive someone

     haar ouders leven niet meer • her parents are no longer alive

     leef je nog? • are you still alive?

     in leven en sterven • till death do us part

     〈 figuurlijk〉 te weinig om te leven en te veel om te sterven • hardly sufficient to keep body and soul together

     hij weet van voren niet dat hij van achteren leeft • 〈 aartsdom〉 he is not all there; 〈 de kluts kwijt〉 he's completely at sixes and sevens

     〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • you have to take things as they come

2   dat gevoel leeft heel sterk • that feeling is still very strong

     bij veel mensen leeft het idee … • many people still have the idea …

     leeft die vaas nog? • is that vase still in one piece?

     de kermis leeft niet meer bij de mensen • fun fairs no longer appeal to people

     wat er leeft binnen de organisatie • what is going on inside the organization

3   op brood en rauwkost leven • live on bread and raw vegetables

4   de nu levende generatie • the present generation

     met deze man is/valt niet te leven • you can't live with that man

     in angst leven • live in fear

     met iemand in vrede leven • live in peace with someone

     we leven toch in een vrij land? • it's a free country, isn't it?

     naar iets toe leven • look forward to something

5   erop los leven • lead a wild life

     stil gaan leven • retire

     zij leven langs elkaar heen • they have little to say to each other

6   van duizend gulden kun je niet leven • you can't live on a thousand guilders

     goed kunnen leven • be comfortably off

     zij kan er goed van leven • she can live well from it

     zij moet ervan leven • she has to live on it

     hij heeft genoeg om van te leven • he has enough to get by

     van dit vak kun je niet leven • you can't make a living out of this trade

¶   leve de democratie • three cheers for democracy

     leve de koningin! • long live the Queen!

     deze romanpersonages leven • these characters are true to life

     weten wat er leeft onder de bevolking • know what people are thinking

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [een leven leiden] live

♦voorbeelden:

1   een eenzaam leven leven • lead a solitary/lonely life

¶   geleefd worden • have one's life lived for one

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > leven
2 haar ouders leven niet meer

haar ouders leven niet meer

her parents are no longer alive

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > haar ouders leven niet meer
3 vivir

v.

1 to live, to live on.

vivió noventa años she lived for ninety years

alcanzar o dar para vivir to be enough to live on (sujeto: sueldo, pensión)

vivir de to live on o off

vivir para algo/alguien to live for something/somebody

vivir bien to be well-off; (económicamente) to be happy (en armonía)

no dejar vivir a alguien not to give somebody any peace

¿quién vive? who goes there?

vivir para ver who'd have thought it?

Vivir la vida Enjoy life.

2 to be alive (estar vivo).

todavía vive he's still alive

3 to live through.

he vivido momentos difíciles I've gone through o had some difficult times

4 to keep on, to keep all the time.

Ella vive trabajando She keeps working all the time [keeps on working].

He keeps working all the time [keeps on working] Él vive trabajando.

5 to enjoy.

Vivir la vida Enjoy life.

* * *

vivir

► verbo intransitivo

1 (tener vida) to live; (estar vivo) to be alive

■ vivió hasta los ochenta años he lived to the age of eighty

■ ¿vive aún? is she still alive?

2 (habitar) to live

■ vive en Barcelona she lives in Barcelona

3 (mantenerse) to live, live on, make a living

■ ese trabajo no le da para vivir he can't live on what that job pays

4 figurado (durar) to last, live on

► verbo transitivo

1 (pasar por, experimentar) to live through, go through, experience

■ mi abuelo vivió la guerra my grandfather lived through the war

► nombre masculino

1 living, life

\

FRASEOLOGÍA

hay que seguir viviendo life must go on

ir viviendo to get by, manage

no dejar vivir a alguien figurado to give somebody a hard time

saber vivir to enjoy life

viven de milagro figurado it's a wonder they're still alive

vivir a cuerpo de rey figurado to live like a king

vivir a lo grande familiar to live it up, live in style

vivir de to live on

■ viven de su pensión they live on his pension

vivir de ilusiones to live in a dream world

vivir de sus ahorros to live off one's savings

vivir del aire figurado to live on fresh air

vivir del cuento familiar not to know what hard work is, never to have earned an honest penny

¡viva el rey! long live the king!

¡vivan los novios! three cheers for the bride and groom!

y vivieron felices y comieron perdices and they all lived happily ever after

vivir para algo to live for something

■ vive para la música he lives for music, music is his whole life

gente de mal vivir shady characters

* * *

verb

1) to live

2) be alive

3) reside

4) go through

* * *

1. VI

1) (=estar vivo) to live

los elefantes viven muchos años — elephants live long lives, elephants live for many years

mientras yo viva — as long as I live

• todavía vive — he's still alive

2) (=pasar la vida) to live

solo vive para la música — music is her whole life, she only lives for music

siempre he vivido honradamente — I have always lived an honest life

ahora ya puedes vivir tranquila — now you can relax

desde que me subieron el sueldo no vivo tan mal — since I had a pay rise I haven't been that badly off

vivieron felices y comieron perdices — they lived happily ever after

• vivir bien — to live well

en este país se vive bien — people live well in this country, people have a good life in this country

- vivir del cuento

- vivir para ver
cuerpo 1), Dios 2)
3) (=disfrutar de la vida)

no vivo de la intranquilidad que tengo — I'm worried to death

no podía vivir de la vergüenza — the shame of it was killing him

• no dejar vivir a algn, su marido no la deja vivir — her husband is always on at her *, her husband doesn't give her a moment's peace

los dolores no me dejan vivir — the pain never lets up

los celos no la dejan vivir — she is eaten up with jealousy

• saber vivir — to know how to live

tú sí que sabes vivir — you really know how to live

4) (=habitar) to live

en esa casa no vive nadie — nobody lives in that house

estuve viviendo un año en Londres — I lived in London for a year

¿vives sola? — do you live on your own?

• viven juntos — (como pareja) they live together; (compartiendo casa) they live together, they share a house (together)

5) (=subsistir)

con lo que gano no me llega para vivir — what I earn is not enough to live on

la fotografía no me da para vivir — I can't make o earn a living from photography, photography doesn't give me enough to live on

viven por encima de sus posibilidades — they live beyond their means

• vivir de algo — to live on sth

vive de la caridad — he lives on charity

yo vivo de mi trabajo — I work for a living

vive de ilusiones — he lives in a dream world

• vivir al día — to live from day to day

• vivir de la pluma — to live by one's pen

• vivir de las rentas — (lit) to have a private income

publicó un libro hace años y desde entonces vive de las rentas — years ago he published a book and he's lived off it o lived on the strength of it ever since
aire 1)
6) (=durar) [recuerdo] to live, live on; [prenda, objeto] to last

su recuerdo siempre vivirá en nuestra memoria — his memory will always be with us, his memory will live on in our minds

esa chaqueta ya no vivirá mucho tiempo — that jacket won't last much longer

7) (Mil)

¿quién vive? — who goes there?

pedir el quién vive a algn — to challenge sb

8) (como exclamación)

¡viva! — hurray!

¡viva el rey! — long live the king!

¡vivan los novios! — (here's) to the bride and groom!

2. VT

1) (=experimentar) [+ guerra, periodo difícil] to live through, go through

nosotros no vivimos la época del comunismo — we didn't live through the communist era

la época que nos ha tocado vivir — the age in which we happen to live

ha vivido momentos de verdadera angustia — she went through moments of real agony

tú dedícate a vivir la vida — go ahead and live life to the full o get the most out of life

2) (=sentir) to experience

yo vivo la música de una forma distinta — I experience music in a different way

parece que estoy viviendo ese momento otra vez — it's as if I were o was experiencing that moment all over again

3.

SM (=forma de vida) (way of) life

el buen vivir — the good life

• de mal vivir, una mujer de mal vivir — a loose woman

gente de mal vivir — undesirable people

* * *
I
masculino (way of) life

de mal vivir: una mujer de mal vivir a loose woman; es gente de mal vivir — they are all undesirable characters
II 1.
verbo intransitivo

1) ( estar vivo) to be alive

su recuerdo vivirá siempre — his memory will live for ever

¿quién vive? — (Mil) who goes there?

2)

a) ( pasar la vida)

vive ilusionada pensando que él volverá — she spends her life dreaming that he'll come back

vivir para algo/alguien — to live for something/somebody

vivir en paz — to live in peace

déjalo vivir — leave him be

no dejar vivir a alguien: los dolores de cabeza no la dejan vivir the headaches are making her life a misery; este niño no me deja vivir this child doesn't give me a moment's peace; vivir para ver! who would believe o credit it!; vive y deja vivir — live and let live

b) ( gozar de la vida) to live

3) ( subsistir)

la pintura no da para vivir — you can't make a living from painting

vivir con honradez — to make an honest living

el sueldo no le alcanza para vivir — his salary isn't enough (for him) to live on

vivir de algo — to live on something

viven de la caridad — they live on charity

viven de la pesca — they live from o by fishing

vivir de ilusiones — to live on dreams o hopes

4) ( residir) to live

vive solo — he lives alone o on his own

vive con sus padres — she lives at home

no vive nadie ahí — there's no one living there

5) (como interj)

viva el Rey! — long live the King!

vivan los novios! — three cheers for the bride and groom!

viva! — hurray!
2.
vivir vt

a) ( pasar por)

vivir momentos difíciles — to live in difficult times

los que vivimos la guerra — those of us who lived through the war

el país vive una semana de violencia — the country is experiencing a week of violence

b) <personaje/música> to live

c) < vida> to live

* * *

= live, dwell, board.

Ex. This is a story about a thirteen-year-old boy who lives in New York and is so often the victim of street bullies that he hides in the subway, where he manages to make a home for himself.

Ex. He will dwell in the church that is built by martyrs fighting for justice, by children starving of hunger, by mothers and fathers walking the streets of misery.

Ex. When she first arrived she was boarding with friends until she found a place to rent.

----

* alegría de vivir = joie de vivre.

* aprender a vivir con Algo = learn + to live with + Nombre.

* arte de vivir, el = art of living, the.

* cambiar de forma de vivir = turn + Posesivo + life around.

* ciudad donde viven principalmente jubilados = retirement town.

* como vivir en un escaparate = like being in a (gold)fish bowl.

* continuar viviendo = live on.

* convivir = coexist [co-exist].

* de ilusiones vive el hombre = We are such stuff as dreams are made on.

* de mal vivir = disreputable.

* derecho a vivir = right to live.

* dicha de vivir = joie de vivre.

* en un sinvivir = on tenterhooks.

* estar sin vivir = be worried stiff (about), be worried sick.

* seguir viviendo = live on.

* sólo se vive una vez = you only live once.

* vive y deja vivir = live and let live.

* vivir acomodadamente = live off + the fat of the land.

* vivir a cuerpo de rey = live like + a king, live in + the lap of luxury.

* vivir al borde de la pobreza = live on + the poverty line.

* vivir al margen de = live on + the fringes of.

* vivir amancebados = live in + sin.

* vivir asustado = live in + fear.

* vivir atemorizado = live in + fear.

* vivir cerca = live + locally.

* vivir como un rey = live like + a king.

* vivir con = live with.

* vivir con la conciencia limpia = live with + a clear conscience.

* vivir con la conciencia tranquila = live with + a clear conscience.

* vivir con lo justo = live on + a shoestring (budget).

* vivir con lo mínimo = live on + a shoestring (budget).

* vivir con lo puesto = live on + a shoestring (budget).

* vivir con miedo = live in + fear.

* vivir de = live off, live on.

* vivir de acuerdo con + Posesivo + ideales = live up to + Posesivo + ideals.

* vivir de las rentas = live off + the fat of the land.

* vivir de la tierra = live off + the land.

* vivir del campo = live off + the land.

* vivir del cuento = live off + the fat of the land.

* vivir de nuevo = relive.

* vivir de prestado = live on + borrowed time.

* vivir despreocupadamente = coast along, live without + worries.

* vivir en = live in.

* vivir en (el) pecado = live in + sin.

* vivir en el umbral de la pobreza = live on + the poverty line.

* vivir en la calle = take to + the road.

* vivir en la localidad = live + locally.

* vivir en la miseria = live in + squalor, walk + the streets of misery, live in + penury.

* vivir en la penuria = live in + penury.

* vivir en la pobreza = walk + the streets of misery.

* vivir en las nubes = be in cloud cuckoo land, live in + cloud cuckoo land.

* vivir en libertad = live in + freedom.

* vivir en otro mundo = live in + cloud cuckoo land.

* vivir en paz = live in + peace.

* vivir en un mundo aparte = inhabit + a world of + Posesivo + own.

* vivir feliz = live + happily.

* vivir felizmente = live + happily.

* vivir intensamente = live + life to the full.

* vivir la vida al máximo = live + life to the full.

* vivir mundo = see + life, see + the world.

* vivir peligrosamente = live + dangerously, live + dangerously close to the edge.

* vivir pendiendo de un hilo = live on + the line.

* vivir siempre pendiente de la hora = live by + the clock.

* vivir sin = live without.

* vivir sin dar golpe = live off + the fat of the land.

* vivir sin preocupaciones = live without + worries.

* volver a vivir = relive.

* * *
I
masculino (way of) life

de mal vivir: una mujer de mal vivir a loose woman; es gente de mal vivir — they are all undesirable characters
II 1.
verbo intransitivo

1) ( estar vivo) to be alive

su recuerdo vivirá siempre — his memory will live for ever

¿quién vive? — (Mil) who goes there?

2)

a) ( pasar la vida)

vive ilusionada pensando que él volverá — she spends her life dreaming that he'll come back

vivir para algo/alguien — to live for something/somebody

vivir en paz — to live in peace

déjalo vivir — leave him be

no dejar vivir a alguien: los dolores de cabeza no la dejan vivir the headaches are making her life a misery; este niño no me deja vivir this child doesn't give me a moment's peace; vivir para ver! who would believe o credit it!; vive y deja vivir — live and let live

b) ( gozar de la vida) to live

3) ( subsistir)

la pintura no da para vivir — you can't make a living from painting

vivir con honradez — to make an honest living

el sueldo no le alcanza para vivir — his salary isn't enough (for him) to live on

vivir de algo — to live on something

viven de la caridad — they live on charity

viven de la pesca — they live from o by fishing

vivir de ilusiones — to live on dreams o hopes

4) ( residir) to live

vive solo — he lives alone o on his own

vive con sus padres — she lives at home

no vive nadie ahí — there's no one living there

5) (como interj)

viva el Rey! — long live the King!

vivan los novios! — three cheers for the bride and groom!

viva! — hurray!
2.
vivir vt

a) ( pasar por)

vivir momentos difíciles — to live in difficult times

los que vivimos la guerra — those of us who lived through the war

el país vive una semana de violencia — the country is experiencing a week of violence

b) <personaje/música> to live

c) < vida> to live

* * *

= live, dwell, board.

Ex: This is a story about a thirteen-year-old boy who lives in New York and is so often the victim of street bullies that he hides in the subway, where he manages to make a home for himself.

Ex: He will dwell in the church that is built by martyrs fighting for justice, by children starving of hunger, by mothers and fathers walking the streets of misery.

Ex: When she first arrived she was boarding with friends until she found a place to rent.

* alegría de vivir = joie de vivre.

* aprender a vivir con Algo = learn + to live with + Nombre.

* arte de vivir, el = art of living, the.

* cambiar de forma de vivir = turn + Posesivo + life around.

* ciudad donde viven principalmente jubilados = retirement town.

* como vivir en un escaparate = like being in a (gold)fish bowl.

* continuar viviendo = live on.

* convivir = coexist [co-exist].

* de ilusiones vive el hombre = We are such stuff as dreams are made on.

* de mal vivir = disreputable.

* derecho a vivir = right to live.

* dicha de vivir = joie de vivre.

* en un sinvivir = on tenterhooks.

* estar sin vivir = be worried stiff (about), be worried sick.

* seguir viviendo = live on.

* sólo se vive una vez = you only live once.

* vive y deja vivir = live and let live.

* vivir acomodadamente = live off + the fat of the land.

* vivir a cuerpo de rey = live like + a king, live in + the lap of luxury.

* vivir al borde de la pobreza = live on + the poverty line.

* vivir al margen de = live on + the fringes of.

* vivir amancebados = live in + sin.

* vivir asustado = live in + fear.

* vivir atemorizado = live in + fear.

* vivir cerca = live + locally.

* vivir como un rey = live like + a king.

* vivir con = live with.

* vivir con la conciencia limpia = live with + a clear conscience.

* vivir con la conciencia tranquila = live with + a clear conscience.

* vivir con lo justo = live on + a shoestring (budget).

* vivir con lo mínimo = live on + a shoestring (budget).

* vivir con lo puesto = live on + a shoestring (budget).

* vivir con miedo = live in + fear.

* vivir de = live off, live on.

* vivir de acuerdo con + Posesivo + ideales = live up to + Posesivo + ideals.

* vivir de las rentas = live off + the fat of the land.

* vivir de la tierra = live off + the land.

* vivir del campo = live off + the land.

* vivir del cuento = live off + the fat of the land.

* vivir de nuevo = relive.

* vivir de prestado = live on + borrowed time.

* vivir despreocupadamente = coast along, live without + worries.

* vivir en = live in.

* vivir en (el) pecado = live in + sin.

* vivir en el umbral de la pobreza = live on + the poverty line.

* vivir en la calle = take to + the road.

* vivir en la localidad = live + locally.

* vivir en la miseria = live in + squalor, walk + the streets of misery, live in + penury.

* vivir en la penuria = live in + penury.

* vivir en la pobreza = walk + the streets of misery.

* vivir en las nubes = be in cloud cuckoo land, live in + cloud cuckoo land.

* vivir en libertad = live in + freedom.

* vivir en otro mundo = live in + cloud cuckoo land.

* vivir en paz = live in + peace.

* vivir en un mundo aparte = inhabit + a world of + Posesivo + own.

* vivir feliz = live + happily.

* vivir felizmente = live + happily.

* vivir intensamente = live + life to the full.

* vivir la vida al máximo = live + life to the full.

* vivir mundo = see + life, see + the world.

* vivir peligrosamente = live + dangerously, live + dangerously close to the edge.

* vivir pendiendo de un hilo = live on + the line.

* vivir siempre pendiente de la hora = live by + the clock.

* vivir sin = live without.

* vivir sin dar golpe = live off + the fat of the land.

* vivir sin preocupaciones = live without + worries.

* volver a vivir = relive.

* * *

vivir¹

masculine

life, way of life

de mal vivir: una mujer de mal vivir a loose woman

se juntó con gente de mal vivir he took up with some lowlife o with some shady characters o with some undesirable characters ( colloq)

vivir² [I1 ]

vi

A (estar vivo) to be alive

¿tu abuelo todavía vive? is your grandfather still alive?

su recuerdo vivirá siempre entre nosotros his memory will live for ever among us

¿quién vive? ( Mil) who goes there?

B

1

(pasar la vida): vive ilusionada pensando que él volverá she spends her life dreaming that he'll come back

sólo vive para la danza she lives for dancing, dancing is her whole life

no me deja vivir tranquila or en paz he won't leave me alone o let me be

¡vivir para ver! who would believe o credit it!

vive y deja vivir live and let live

2 (gozar de la vida) to live

¡tú sí que sabes vivir! you certainly know how to live!

siempre ha cuidado a su padre, realmente no ha vivido she has always looked after her father, she hasn't really had a life of her own

C

(subsistir): la pintura no da para vivir you can't make a living from painting

viven con honradez they make an honest living

vive por encima de sus posibilidades she is living beyond her means

con ese sueldo no le llega para vivir that salary isn't enough (for him) to live on, he can't make ends meet on that salary

vivir DE algo to live ON sth

no sé de qué viven I don't know what they live on

vive de las rentas he lives on the income from his property ( o shares etc), he has a private income ( dated)

viven de la caridad they live on charity

viven de la pesca they live from o by fishing, they make their living from o by fishing

no puedes seguir viviendo de ilusiones you can't go on living a dream

D (residir) to live

viven en el campo they live in the country

hace tres años que vive en Rancagua she's lived in Rancagua for three years, she's been living in Rancagua for three years

vive solo he lives alone o on his own

E ( como interj):

¡viva el Rey! long live the King!

¡vivan los novios! three cheers for the bride and groom!

mañana no habrá clase — ¡viva! there will be no lessons tomorrow — hurray!

■ vivir

vt

1

(pasar por): vivimos momentos difíciles we're living in difficult times, these are difficult times we're living in

los que vivimos la guerra those of us who lived through the war

el país ha vivido otra semana de violentos enfrentamientos the country has seen o experienced another week of violent clashes

2 ‹papel/música› to live

3 ‹vida› to live

* * *

vivir ( conjugate vivir) verbo intransitivo
1 ( en general) to live;
◊ vive solo he lives alone o on his own;

vivir para algo/algn to live for sth/sb;
vivir en paz to live in peace;
la pintura no da para vivir you can't make a living from painting;
el sueldo no le alcanza para vivir his salary isn't enough (for him) to live on;
vivir de algo ‹ de la caridad› to live on sth;

‹del arte/de la pesca› to make a living from sth;
ver tb
◊ renta

2 ( estar vivo) to be alive
3 ( como interj):
◊ ¡viva el Rey! long live the King!;

¡vivan los novios! three cheers for the bride and groom!;
¡viva! hurray!
verbo transitivo
a) ( pasar por):

◊ vivir momentos difíciles to live in difficult times;

los que vivimos la guerra those of us who lived through the war
b) ‹personaje/música› to live

c) ‹ vida› to live

vivir
I verbo intransitivo
1 (tener vida) to live: vivió ochenta años, she lived to be eighty
¡aún vive!, he's still alive!
2 (estar residiendo) to live: viven en Australia, they live in Australia
3 (en la memoria) su recuerdo aún vive en nosotros, our memories of him still live on
4 (subsistir) no es suficiente para vivir, it's not enough to live on
esa gente vive de la caza, those people live from o by hunting
5 (convivir) viven juntos desde hace muchos años, they've been living together for years
II vtr (pasar una experiencia) to live through
III sustantivo masculino
1 life, living
2 (una persona) de mal vivir, loose, disreputable
♦ Locuciones: dejar vivir a alguien, (no molestar) vive y deja vivir, live and let live; familiar no vivir alguien, (preocupación, angustia) desde que tiene esa grave enfermedad, sus padres no viven, his parents have been in a state of anxiety since he's had this serious illness; familiar vivir la vida alguien, (libertad, ociosidad) ha acabado la carrera y ahora se dedica a vivir la vida, now he's finished his university studies he's going to enjoy life
' vivir' also found in these entries:
Spanish:
bien
- compensar
- cuento
- esencial
- hacer
- invitar
- lema
- momento
- ni
- obligar
- pachá
- pareja
- parejo
- poblar
- renta
- salto
- sopa
- vida
- barato
- caridad
- desahogo
- holgura
- incómodo
- junto
- justo
- mujer
- paz
- plenitud
- sí
- siempre
English:
board
- bread line
- day
- drawback
- dread
- freewheel
- hang out
- inexpensively
- land
- leave behind
- live
- live in
- live off
- live through
- outskirts
- previous
- pros and cons
- reside
- rough
- scrounge
- shack up
- simply
- sponge off
- sponge on
- stay
- stick
- style
- beyond
- boom
- bread
- downtown
- dwell
- fringe
- inhabit
- living
- lodging
- man
- move
- other
- sleep
- subsistence
- survive
- will

* * *

vivir

♦ vi

1. [tener vida, existir] to live;

vivió noventa años she lived for ninety years;

vivir para algo/alguien to live for sth/sb;

sólo vive para trabajar/para su hija she only lives for her work/for her daughter;

¡esto no es vivir! this is no way to live!, this is no sort of a life!;

no dejar vivir a alguien not to give sb any peace;

su recuerdo vivirá eternamente his memory will live forever;

vivir bien [en armonía] to be happy;

¿quién vive? who goes there?;

Comp

vivir para ver who'd have thought it?

2. [estar vivo] to be alive;

todavía vive she's still alive or living;

su padre ya no vive her father is no longer alive

3. [residir] to live;

¿dónde vives? where do you live?;

vivo con mis padres I live with my parents;

vivo en un apartamento con más gente I share an apartment or Br a flat;

en el tercero no vive nadie the third floor is unoccupied;

vivir solo to live alone o on one's own;

viven en pareja they live together

4. [subsistir]
cada día es o [m5] está más difícil vivir it's harder and harder to get by these days;

vivir bien [económicamente] to live well;

alcanzar o [m5] dar para vivir [sueldo, pensión] to be enough to live on;

con lo que saco de las clases no me alcanza para vivir what I earn from teaching isn't enough for me to live on o isn't enough to make ends meet;

¿da para vivir esto de la pintura? can you make a living from painting?;

vivir de to live on;

viven de un solo sueldo/de lo que les da el Estado they live off a single income/off the state;

viven de la agricultura they make their living from farming

♦ vt

1. [experimentar] to experience, to live through;

vivió la guerra he lived through the war;

he vivido momentos difíciles I've gone through o had some difficult times;

se vivieron momentos de tensión en las gradas there were some moments of tension on the terraces

2. [sentir] to live;

cuando se pone a bailar se nota que lo vive you can tell she really lives it when she's dancing

♦ nm

es un amante del buen vivir he enjoys the good life

* * *

vivir

I v/t live through, experience

II v/i live;

vivir de algo live on sth;

no tienen con qué vivir they don’t have enough to live on;

vivir al día live from day to day;

irse a vivir a go to live in;

no dejar vivir a alguien fig not let s.o. breathe;

¡vivir para ver! who would have believed it!;

¿quién vive? who goes there?;

¡viva la república! - ¡viva! long live the republic! - hurrah!

III m way of life

* * *

vivir vi

1) : to live, to be alive

2) subsistir: to subsist, to make a living

3) residir: to reside

4) : to spend one's life

vive para trabajar: she lives to work

5)

vivir de : to live on

vivir vt

1) : to live

vivir su vida: to live one's life

2) experimentar: to go through, to experience

vivir nm

1) : life, lifestyle

2)

de mal vivir : disreputable

* * *

vivir vb

1. (residir) to live

vive con sus padres he lives with his parents

¿dónde vives? where do you live?

2. (tener vida) to be alive

mi abuelo ya no vive my grandfather is no longer alive

3. (mantenerse) to live

mi abuela vive de su pensión my grandmother lives on her pension

vive con un sueldo muy bajo she lives on a very low wage

¡vivan los novios! three cheers for the bride and groom!

Spanish-English dictionary > vivir
4 vivre

vivre [vivʀ]

➭ TABLE 46

1. intransitive verb

   a. to live

• quand l'ambulance est arrivée, il vivait encore he was still alive when the ambulance arrived

• vivre vieux to live to a great age

• le colonialisme a vécu colonialism has had its day

• il fait bon vivre it's good to be alive

• vivre à Londres/en France to live in London/in France

• vivre avec qn to live with sb

• ils vivent ensemble they are living together

• vivre dans le passé/dans la crainte to live in the past/in fear

• vivre dangereusement to live dangerously

• se laisser vivre to live for the day

• laissez-les vivre ! let them be! ; (slogan anti-avortement) let them live!

• être facile/difficile à vivre to be easy/difficult to get on with

• il faut vivre avec son temps you've got to move with the times

• vivre de laitages/de rentes to live on dairy produce/a private income

• vivre au jour le jour to live from hand to mouth

• vivre bien to live well

• avoir (juste) de quoi vivre to have (just) enough to live on

• il vit de sa peinture he earns his living by painting

• travailler/écrire pour vivre to work/write for a living

• faire vivre qn [personne] to support sb

• je n'aime pas ce métier mais il me fait vivre I don't like this job but it pays the bills

• vivre de l'air du temps to live on air

• vivre d'amour et d'eau fraîche to live on love alone

• on vit bien en France life is good in France

• c'est un homme qui a beaucoup vécu he's a man who's lived life to the full

• elle ne vit plus depuis que son fils est pilote she's been living on her nerves since her son became a pilot

   b. [idée, rue, paysage] to be alive

2. transitive verb

   a. ( = passer) to spend

• vivre des jours heureux to spend happy days

• la vie ne vaut pas la peine d'être vécue life isn't worth living

   b. [+ événement, guerre] to live through

• nous vivons des temps troublés we are living in troubled times

• vivre sa vie to live one's own life

• il a mal vécu son divorce he had a hard time of it when he got divorced

3. plural masculine noun

vivres supplies

* * *
vivʀ
1.

verbe transitif

1) ( connaître) to live through [époque, période]; to go through [heures difficiles, enfer]; to experience [amour, passion]

être vécu comme un affront — to be taken as an insult

vivre sa vie — to lead one's own life

2) ( ressentir) to cope with [divorce, échec]

2.

verbe intransitif

1) Biologie ( être vivant) to live

vivre vieux/centenaire — to live to a great age/to be a hundred

cesser de vivre — euph to pass away

vive le président! — long live the president!

vive la vie! — life is wonderful!

vive moi/nous! — three cheers for me/us!

vive Paul! — hurray for Paul!

2) ( habiter) to live

être facile à vivre — [conjoint] to be easy to live with; [ami] to be easy to get on with

vivre les uns sur les autres — to live on top of each other

3) ( exister) [personne] to live

vivre avec son temps — to move with the times

se laisser vivre — to take things easy

apprendre à vivre à quelqu'un — (colloq) to teach somebody some manners (colloq)

savoir vivre — ( profiter de la vie) to know how to enjoy life

4) ( survivre) [personne] to live

avoir de quoi vivre — to have enough to live on

vivre de ses rentes — to have a private income

vivre aux dépens de quelqu'un — to live off somebody

5) ( durer) [relation, mode] to last

avoir vécu — [personne] to have seen a great deal of life; ( être usé) hum to have had its day

6) ( être animé) [ville, rue] to be full of life

••

le vivre et le couvert — board and lodging

vivre de l'air du temps — to live on air

vivre sur un grand pied — to live in great style

qui vivra verra — what will be will be

* * *
vivʀ
1. vi

1) (= résider) to live

J'aimerais vivre à l'étranger. — I'd like to live abroad.

Je vis en Écosse. — I live in Scotland.

Il vit chez ses parents. — He lives with his parents.

Il a vécu à Paris pendant dix ans. — He lived in Paris for ten years.

2) (= être vivant) to be alive

Et ton grand-père? Il vit encore? — What about your grandfather? Is he still alive?

avoir vécu; Ce régime a vécu. — This regime has had its day.

3) (= exister, mener son existence) to live

vivre longtemps — to live a long time

vivre avec qn — to live with sb

On vit de plus en plus longtemps. — People are living longer and longer.

se laisser vivre — to let o.s. go

ne plus vivre (= être anxieux) — to live on one's nerves

avoir vécu (eu une vie aventureuse) — to have seen life

Il a vécu. — He has seen life.

4) (= subsister) to live

Ils avaient à peine de quoi vivre. — They had barely enough to live on.

faire vivre qn — to provide for sb

vivre de [salaire, allocations] — to live on

vivre mal (= chichement) — to have a meagre existence

2. vt

1) [vie] to live, [aventures] to go through, [temps] to spend

Ils y ont vécu des jours heureux. — They spent some happy times there.

2) (= ressentir)

mal vivre qch — to take sth hard

Il a très mal vécu son licenciement. — He took his redundancy very hard.

3) (autres locutions)

être facile à vivre — to be easy to get on with

vivre sa vie — to get on with one's life

3. nm

le vivre et le logement — board and lodging

4. vivres nmpl

provisions, food supplies

* * *

vivre verb table: vivre

A vtr

1 ( connaître) to live through [époque, période]; to go through [heures difficiles, cauchemar, enfer]; to experience [amour, passion]; vivre son mariage comme un sacrifice to view one's marriage as self-sacrifice; être vécu comme un affront to be taken as an insult; vivre une vie tranquille/agitée to lead a quiet/hectic life; la vie vaut d'être vécue life is worth living; vivre sa vie to lead one's own life;

2 ( ressentir) to cope with [divorce, échec, changement]; comment as-tu vécu votre séparation? how did you cope with your separation?; vivre sa foi to put one's faith into practice^GB?

B vi

1 Biol ( être vivant) [personne, animal, plante] to live; vivre longtemps/vieux/centenaire to live for a long time/to a great age/to be a hundred; cesser de vivre euph to pass away; vive la révolution/le président! long live the revolution/the president!; vive(nt) les vacances! three cheers for the holidays GB ou the vacation US!; vive la vie! life is wonderful!; vive moi/nous! three cheers for me/us!; vive Paul! hurray for Paul!;

2 ( habiter) [personne, animal, plante] to live; vivre à la campagne/en démocratie to live in the country/in a democracy; il vit avec quelqu'un he's living with somebody; vivre à cinq dans une chambre to live five to a room; être facile/difficile à vivre [conjoint, concubin] to be easy/difficult to live with; [ami, collègue] to be easy/difficult to get on with; vivre les uns sur les autres to live on top of each other;

3 ( exister) [personne] to live; vivre en ermite to live like a hermit; vivre dans la crainte/pour ses enfants to live in fear/for one's children; vivre avec son temps to move with the times; vivre à contre-courant to go one's own way; vivre en pyjama to live in one's pyjamas GB ou pajamas US; se laisser vivre to take things easy; apprendre à qn à vivre○ to teach sb some manners○; savoir vivre ( profiter de la vie) to know how to enjoy life; ( être poli) to know how things are done;

4 ( survivre) [personne] to live; bien vivre to live well; vivre de peu to live on very little; de quoi vit-elle? what does she live on?; avoir de quoi vivre to have enough to live on; vivre avec presque rien/sur son capital/de la charité to live on next to nothing/on one's capital/on charity; vivre de légumes to live on vegetables; vivre sur sa réputation to live on one's reputation; vivre de ses rentes to have a private income; faire vivre qn ( matériellement) to keep sb; vivre aux dépens de qn to live off sb; vivre d'espoir to live in hope; qu'est-ce qui te fait vivre? what keeps you going?;

5 ( durer) [relation, mode, idéologie] to last; le gouvernement ne vivra pas longtemps the government won't last long; avoir vécu [personne] to have seen a great deal of life; hum ( être usé) [objet, idée] to have had its day; mes chaussures ont vécu my shoes have had their day; leur souvenir vivra dans nos mémoires their memory will live on in our hearts;

6 ( être animé) [ville, rue] to be full of life.

C se vivre vpr ( être ressenti) le divorce se vit souvent très mal divorce is often very hard to cope with.

D vivres nmpl

1 ( nourriture) food, supplies;

2 ( moyens de subsistance) couper les vivres à qn to cut off sb's allowance.

Idiomes

le vivre et le couvert board and lodging; vivre de l'air du temps to live on air; vivre sur un grand pied to live in great style; qui vivra verra what will be will be.

I

[vivr] nom masculin

le vivre et le couvert bed and board

————————

vivres nom masculin pluriel

food (substantif non comptable), foodstuffs, provisions

II

[vivr] verbe intransitif

1. BIOLOGIE [personne, animal] to live, to be alive

[cellule, plante] to live

vivre vieux ou longtemps to live to a great age ou ripe old age

elle a vécu jusqu'à 95 ans she lived to be 95

il ne lui reste plus longtemps à vivre she hasn't got much time left (to live)

avoir vécu to have had one's day

2. [mener une existence] to live

vivre en paix to live in peace

vivre libre et indépendant to lead a free and independent life

vivre au jour le jour to take each day as it comes

vivre à l'heure de l'Europe/du XXI^e siècle to live in the world of the European community/of the 21st century

vivre dans le luxe/l'angoisse to live in luxury/anxiety

vivre dans le péché to lead a sinful life

on voit que tu n'as jamais vécu dans la misère it's obvious you've never experienced poverty

ne vivre que pour la musique/sa famille to live only for music/one's family

une rue qui vit la nuit a street that comes alive at night

il fait bon vivre ici life is good ou it's a good life here

une maison où il fait bon vivre a house that's good to live in

elle a beaucoup vécu she's seen life

on ne vit plus

a. [on est inquiet] we're worried sick

b. [on est harassé] this isn't a life, this isn't what you can call living

savoir vivre: il ne sait pas vivre

a. [il est impoli] he has no manners

b. [il est trop nerveux] he doesn't know how to enjoy life

ils vécurent heureux et eurent beaucoup d'enfants (and) they lived happily ever after

3. [résider] to live

vivre au Brésil/dans un château to live in Brazil/in a castle

vivre dans une ou en communauté to live communally ou in a community

vivre avec quelqu'un

a. [maritalement] to live with somebody

b. [en amis] to share ou to live with somebody

vivre ensemble [couple non marié] to live together

être facile à vivre to be easygoing ou easy to get on with

être difficile à vivre to be difficult to get on with

4. [subsister] to live

ils ont tout juste de quoi vivre they've just enough to live on

vivre sur un seul salaire to live ou to exist on just one salary

faire vivre une famille

a. [personne] to provide a living for ou to support a family

b. [commerce] to provide a living for a family

vivre bien/chichement to have a good/poor standard of living

vivre de to live on

ils vivaient de la cueillette et de la chasse they lived on what they gathered and hunted ou off the land

vivre de sa plume to live by one's pen

vivre de chimères to live a life of illusion

vivre d'espérance to live in hope

l'espoir fait vivre! we all live in hope!

il faut bien vivre! one's got to keep the wolf from the door ou to live (somehow)!

vivre aux crochets de quelqu'un to sponge off somebody

vivre de l'air du temps to live on thin air

vivre d'amour et d'eau fraîche to live on love alone

5. [se perpétuer - croyance, coutume] to be alive

pour que notre entreprise vive so that our company may continue to exist

6. [donner l'impression de vie - sculpture, tableau]

voici une description qui vit here is a description that is full of life

————————

[vivr] verbe transitif

1. [passer par - époque, événement] to live through (inseparable)

vivre des temps difficiles to live through ou to experience difficult times

vivre des jours heureux/paisibles to spend one's days happily/peacefully

2. [assumer - divorce, grossesse, retraite] to experience

elle a mal/bien vécu mon départ she couldn't cope/she coped well after I left

3. (locution)

vivre sa vie to live one's own life

vivre sa foi to live intensely through one's faith

il faut vivre l'instant présent one must live for the moment

Dictionnaire Français-Anglais > vivre
5 ser

m.

1 being (ente).

ser humano human being

los seres vivos living things

2 ens.

v.

1 to be (to be in some place or situation, to originate in, to belong to, to pertain, to exist really).

fue aquí it was here

lo importante es decidirse the important thing is to reach a decision

ser de to be made of; (estar hecho de) to be from; (provenir de) to belong to; (ser propiedad de) to be a member of (formar parte de)

¿de dónde eres? where are you from?

los juguetes son de mi hijo the toys are my son's

es alto/gracioso he is tall/funny

es azul/difícil it's blue/difficult

es un amigo/el dueño he is a friend/the owner

Yo soy buena I am good.

2 to be (to be worth, quantity).

¿cuánto es? how much is it?

son 300 pesos that'll be 300 pesos

¿qué (día) es hoy? what day is it today?, what's today?

mañana será 15 de julio tomorrow (it) will be 15 July

¿qué hora es? what time is it?, what's the time?

son las tres (de la tarde) it's three o'clock (in the afternoon), it's three (pm)

3 to be (joined to nouns which signify employment or occupation).

soy abogado/actriz I'm a lawyer/an actress

son estudiantes they're students

4 to be (to happen, to occur, to fall out).

es muy tarde it's rather late

era de noche/de día it was night/day

5 to be (auxiliary verb, by which the passive is formed).

fue visto por un testigo he was seen by a witness

6 to exist, to live.

7 to be for.

Me es muy fácil aprender español It is very easy for me to learn Spanish.

* * *

SER

CONJUGACIÓN

Present Indicative

soy, eres, es, somos, sois, son.

Imperfect Subjunctive

era, eras, era, éramos, erais, eran.

Past Indicative

fui, fuiste, fue, fuimos, fuisteis, fueron.

Future Indicative

seré, serás, será, seremos, seréis, serán.

Conditional

sería, serías, sería, seríamos, seríais, serían.

Present Subjunctive

sea, seas, sea, seamos, seáis, sean.

Imperfect Subjunctive

fuera, fueras, fuera, fuéramos, fuerais, fueran;

fuese, fueses, fuese, fuésemos, fueseis, fuesen.

Future Subjunctive

fuere, fueres, fuere, fuéremos, fuereis, fueren.

Imperative

sé (tú), sea (él/Vd.), seamos (nos.), sed (vos.), sean (ellos/Vds.).

Past Participle

sido.

\

\

————————

SER

► abreviatura

1 RADIO ( Sociedad Española de Radiodifusión) Spanish private broadcasting company

* * *
1. verb
to be

- ser de
2. noun m.
being

* * *

SF ABR Esp
= Sociedad Española de Radiodifusión radio network
* * *
I 1.
cópula

1) ( seguido de adjetivos) to be

[ ser expresses identity or nature as opposed to condition or state, which is normally conveyed by estar. The examples given below should be contrasted with those to be found in estar 1 cópula 1]

es bajo — he's short

es muy callada — she's very quiet

mi padre es calvo — my father's bald

es sorda de nacimiento — she was born deaf

es inglés/rubio/católico — he's English/fair/(a) Catholic

era cierto/posible — it was true/possible

sé bueno, estáte quieto — be a good boy and keep still

que seas muy feliz — I hope you'll be very happy; (+ me/te/le etc)

para serte sincero — to be honest with you, to tell you the truth

siempre le he sido fiel — I've always been faithful to her; ver tb verbo intransitivo I 5

¿éste es o se hace?/¿tú eres o te haces? — (AmL fam) is he/are you stupid or something? (colloq)

2) ( hablando de estado civil) to be

el mayor es casado/divorciado — the oldest is married/divorced

es viuda — she's a widow; ver tb estar I 3)

3) (seguido de nombre, pronombre, sintagma nominal) to be

soy peluquera/abogada — I'm a hairdresser/a lawyer

es madre de dos niños — she's a mother of two

ábreme, soy Mariano/yo — open the door, it's Mariano/it's me

el que fuera presidente — the former president

años más tarde sería mi asistente — years later she would become my assistant

por ser usted, haremos una excepción — for you o since it's you, we'll make an exception

dame cualquiera que no sea ése — give me any one except o but that one

ya no soy lo que era — I'm not what I used to be

4) (con predicado introducido por `de')

esos zapatos son de plástico — those shoes are (made of) plastic

soy de Córdoba — I'm from Cordoba

es de los vecinos — it belongs to the neighbors, it's the neighbors'

este libro no es de aquí — this book doesn't go o belong here

ésa es de las que... — she's one of those people who..., she's the sort of person who...

ser de lo que no hay — (fam) to be incredible (colloq)

5) (hipótesis, futuro)

será un error — it must be a mistake

¿será cierto? — can it be true?

pero será animal! — he must be a complete idiot
2.
ser vi

Sentido I

1)

a) ( existir) to be

b) (liter) ( en cuentos)

érase una vez... — once upon a time there was...

2)

a) (tener lugar, ocurrir)

la fiesta va a ser en su casa — the party is going to be (held) at her house

¿dónde fue el accidente? — where did the accident happen?

el asunto fue así... — it happened like this...

b) ( en preguntas)

ser de algo/alguien: ¿qué habrá sido de él? I wonder what happened to o what became of him; ¿qué es de Marisa? (fam) what's Marisa up to (these days)? (colloq); ¿qué va a ser de nosotros? — what will become of us?

3) ( sumar)

¿cuánto es (todo)? — how much is that (altogether)?

son 3.000 pesos — that'll be o that's 3,000 pesos

cuatro y cuatro son ocho — four and four are o make eight

somos diez en total — there are ten of us altogether

4) (causar, significar) to be

aquello fue su ruina — that was his downfall

5) ( resultar)

me va a ser imposible venir — I'm not going to be able to come

me fue muy difícil entenderlo — I found it very difficult to understand

6) ( consistir en) to be

lo importante es participar — the important o main thing is to take part

7) (indicando finalidad, adecuación)

ser para algo — to be for something

este agua es para beber — this water is for drinking

este traje no es para usarlo mucho — this suit is not for frequent wear

Sentido II

8) ( usado para enfatizar)

así es como queda mejor — like that it looks best

fue aquí donde lo vi — this is where I saw him, it was here that I saw him

era él el que quería — he was the one who wanted to

fueron los bancos los que se beneficiaron — it was the banks that benefited

fui yo quien or la que lo dije fui yo quien or la que lo dijo — I was the one who said it, it was me that said it

9)

es que...: ¿es que no lo saben? do you mean to say they don't know?; es que no sé nadar the thing is I can't swim; díselo, si es que te atreves — tell him, if you dare

10)

lo que es... — (fam)

lo que es yo, no pienso hablarle más — I certainly have no intention of speaking to him again

lo que es saber idiomas! — it sure is something to be able to speak languages! (AmE), what it is to be able to speak languages! (BrE)

11) (en locs)

a no ser que — (+ subj) unless

como debe ser: ¿ves como me acordé? - como debe ser! see, I did remember- I should think so too!; los presentó uno por uno, como debe ser she introduced them one by one, as you should; ¿cómo es eso? why is that?, how come? (colloq); como/cuando/donde sea: tengo que conseguir ese trabajo como sea I have to get that job no matter what; hazlo como sea, pero hazlo do it any way o however you want but get it done; puedo dormir en el sillón o donde sea I can sleep in the armchair or wherever you like o anywhere you like; como ser (CS) such as; de no ser así (frml) should this not be the case (frml); de ser así (frml) should this be so o the case (frml); de no ser por...: de no ser por él,... if it hadn't been o if it weren't for him,...; eso es! that's it!, that's right!; lo que sea: cómete una manzana, o lo que sea have an apple or something; tú pagas tus mil pesos o lo que sea... you pay your thousand pesos or whatever...; estoy dispuesta a hacer lo que sea I'm prepared to do whatever it takes o anything; no sea que or no vaya a ser que (+ subj) in case; cierra la ventana, no sea or no vaya a ser que llueva close the window in case it rains; ten cuidado, no sea or no vaya a ser que lo eches todo a perder be careful or you'll ruin everything; o sea: los empleados de más antigüedad, o sea los que llevan aquí más de... longer serving employees, that is to say those who have been here more than...; o sea que no te interesa in other words, you're not interested; o sea que nunca lo descubriste so you never found out; (ya) sea..., (ya) sea... either..., or...; (ya) sea por caridad, (ya) sea por otra razón,... whether he did it out of charity or for some other reason,...; sea como sea: hay que impedirlo, sea como sea it must be prevented now matter how o at all costs; sea cuando sea whenever it is; sea quien sea le dices que no estoy whoever it is, tell them I'm not in; si no fuera/hubiera sido por... — if it wasn't o weren't/hadn't been for...

Sentido III

12) ( en el tiempo) to be

¿qué fecha es hoy? — what's the date today?, what's today's date

¿qué día es hoy? — what day is it today?

es miércoles — it's Wednesday

serían las cuatro cuando llegó — it must have been (about) four (o'clock) when she arrived; ver tb verbo impersonal
3.
ser v impers to be

era primavera — it was spring(time)

es demasiado tarde para llamar — it's too late to phone
4.
ser v aux ( en la voz pasiva)

ser + pp — to be + pp

fue construido en 1900 — it was built in 1900
II
masculino

1)

a) ( ente) being

seres sobrenaturales — supernatural beings

b) (individuo, persona)

un ser querido — a loved one

un ser muy especial — a very special person

- ser humano/vivo

2)

a) ( naturaleza)

desde lo más profundo de mi ser — from the bottom of my heart

b) ( carácter esencial) essence

3) (Fil) being

la mujer que te dio el ser — the woman who brought you into this world

* * *
I 1.
cópula

1) ( seguido de adjetivos) to be

[ ser expresses identity or nature as opposed to condition or state, which is normally conveyed by estar. The examples given below should be contrasted with those to be found in estar 1 cópula 1]

es bajo — he's short

es muy callada — she's very quiet

mi padre es calvo — my father's bald

es sorda de nacimiento — she was born deaf

es inglés/rubio/católico — he's English/fair/(a) Catholic

era cierto/posible — it was true/possible

sé bueno, estáte quieto — be a good boy and keep still

que seas muy feliz — I hope you'll be very happy; (+ me/te/le etc)

para serte sincero — to be honest with you, to tell you the truth

siempre le he sido fiel — I've always been faithful to her; ver tb verbo intransitivo I 5

¿éste es o se hace?/¿tú eres o te haces? — (AmL fam) is he/are you stupid or something? (colloq)

2) ( hablando de estado civil) to be

el mayor es casado/divorciado — the oldest is married/divorced

es viuda — she's a widow; ver tb estar I 3)

3) (seguido de nombre, pronombre, sintagma nominal) to be

soy peluquera/abogada — I'm a hairdresser/a lawyer

es madre de dos niños — she's a mother of two

ábreme, soy Mariano/yo — open the door, it's Mariano/it's me

el que fuera presidente — the former president

años más tarde sería mi asistente — years later she would become my assistant

por ser usted, haremos una excepción — for you o since it's you, we'll make an exception

dame cualquiera que no sea ése — give me any one except o but that one

ya no soy lo que era — I'm not what I used to be

4) (con predicado introducido por `de')

esos zapatos son de plástico — those shoes are (made of) plastic

soy de Córdoba — I'm from Cordoba

es de los vecinos — it belongs to the neighbors, it's the neighbors'

este libro no es de aquí — this book doesn't go o belong here

ésa es de las que... — she's one of those people who..., she's the sort of person who...

ser de lo que no hay — (fam) to be incredible (colloq)

5) (hipótesis, futuro)

será un error — it must be a mistake

¿será cierto? — can it be true?

pero será animal! — he must be a complete idiot
2.
ser vi

Sentido I

1)

a) ( existir) to be

b) (liter) ( en cuentos)

érase una vez... — once upon a time there was...

2)

a) (tener lugar, ocurrir)

la fiesta va a ser en su casa — the party is going to be (held) at her house

¿dónde fue el accidente? — where did the accident happen?

el asunto fue así... — it happened like this...

b) ( en preguntas)

ser de algo/alguien: ¿qué habrá sido de él? I wonder what happened to o what became of him; ¿qué es de Marisa? (fam) what's Marisa up to (these days)? (colloq); ¿qué va a ser de nosotros? — what will become of us?

3) ( sumar)

¿cuánto es (todo)? — how much is that (altogether)?

son 3.000 pesos — that'll be o that's 3,000 pesos

cuatro y cuatro son ocho — four and four are o make eight

somos diez en total — there are ten of us altogether

4) (causar, significar) to be

aquello fue su ruina — that was his downfall

5) ( resultar)

me va a ser imposible venir — I'm not going to be able to come

me fue muy difícil entenderlo — I found it very difficult to understand

6) ( consistir en) to be

lo importante es participar — the important o main thing is to take part

7) (indicando finalidad, adecuación)

ser para algo — to be for something

este agua es para beber — this water is for drinking

este traje no es para usarlo mucho — this suit is not for frequent wear

Sentido II

8) ( usado para enfatizar)

así es como queda mejor — like that it looks best

fue aquí donde lo vi — this is where I saw him, it was here that I saw him

era él el que quería — he was the one who wanted to

fueron los bancos los que se beneficiaron — it was the banks that benefited

fui yo quien or la que lo dije fui yo quien or la que lo dijo — I was the one who said it, it was me that said it

9)

es que...: ¿es que no lo saben? do you mean to say they don't know?; es que no sé nadar the thing is I can't swim; díselo, si es que te atreves — tell him, if you dare

10)

lo que es... — (fam)

lo que es yo, no pienso hablarle más — I certainly have no intention of speaking to him again

lo que es saber idiomas! — it sure is something to be able to speak languages! (AmE), what it is to be able to speak languages! (BrE)

11) (en locs)

a no ser que — (+ subj) unless

como debe ser: ¿ves como me acordé? - como debe ser! see, I did remember- I should think so too!; los presentó uno por uno, como debe ser she introduced them one by one, as you should; ¿cómo es eso? why is that?, how come? (colloq); como/cuando/donde sea: tengo que conseguir ese trabajo como sea I have to get that job no matter what; hazlo como sea, pero hazlo do it any way o however you want but get it done; puedo dormir en el sillón o donde sea I can sleep in the armchair or wherever you like o anywhere you like; como ser (CS) such as; de no ser así (frml) should this not be the case (frml); de ser así (frml) should this be so o the case (frml); de no ser por...: de no ser por él,... if it hadn't been o if it weren't for him,...; eso es! that's it!, that's right!; lo que sea: cómete una manzana, o lo que sea have an apple or something; tú pagas tus mil pesos o lo que sea... you pay your thousand pesos or whatever...; estoy dispuesta a hacer lo que sea I'm prepared to do whatever it takes o anything; no sea que or no vaya a ser que (+ subj) in case; cierra la ventana, no sea or no vaya a ser que llueva close the window in case it rains; ten cuidado, no sea or no vaya a ser que lo eches todo a perder be careful or you'll ruin everything; o sea: los empleados de más antigüedad, o sea los que llevan aquí más de... longer serving employees, that is to say those who have been here more than...; o sea que no te interesa in other words, you're not interested; o sea que nunca lo descubriste so you never found out; (ya) sea..., (ya) sea... either..., or...; (ya) sea por caridad, (ya) sea por otra razón,... whether he did it out of charity or for some other reason,...; sea como sea: hay que impedirlo, sea como sea it must be prevented now matter how o at all costs; sea cuando sea whenever it is; sea quien sea le dices que no estoy whoever it is, tell them I'm not in; si no fuera/hubiera sido por... — if it wasn't o weren't/hadn't been for...

Sentido III

12) ( en el tiempo) to be

¿qué fecha es hoy? — what's the date today?, what's today's date

¿qué día es hoy? — what day is it today?

es miércoles — it's Wednesday

serían las cuatro cuando llegó — it must have been (about) four (o'clock) when she arrived; ver tb verbo impersonal
3.
ser v impers to be

era primavera — it was spring(time)

es demasiado tarde para llamar — it's too late to phone
4.
ser v aux ( en la voz pasiva)

ser + pp — to be + pp

fue construido en 1900 — it was built in 1900
II
masculino

1)

a) ( ente) being

seres sobrenaturales — supernatural beings

b) (individuo, persona)

un ser querido — a loved one

un ser muy especial — a very special person

- ser humano/vivo

2)

a) ( naturaleza)

desde lo más profundo de mi ser — from the bottom of my heart

b) ( carácter esencial) essence

3) (Fil) being

la mujer que te dio el ser — the woman who brought you into this world

* * *

ser¹

¹ = being, creature.

Ex: A feeling of unshielded relief filled Pope's whole being.

Ex: Stories that lead to doing things are all the more attractive to children, who are active rather than passive creatures.

* abducción por seres extraterrestres = alien abduction.

* alimentación del ser humano = human nutrition.

* llegada de seres extraterrestres = alien visitation.

* nutrición del ser humano = human nutrition.

* ser consecuente con Uno mismo = be true to + Reflexivo.

* ser extraterrestre = alien creature.

* ser fiel con Uno mismo = be true to + Reflexivo.

* ser humano = human being, human, human person.

* ser inteligente = intelligent being.

* ser pensante = sentient being.

* ser superior = supreme being, higher being, superior being.

* ser supremo = supreme being.

* ser todo un éxito = hit + a home run, knock it out of + the park.

* ser vivo = living being, sentient being.

* todo ser humano = every living soul.

* tráfico de seres humanos = trafficking in human beings.

* trata de seres humanos = trafficking in human beings.

ser²

² = be, take + the form of, stand as.

Ex: Systems such as Dialog, IRS, ORBIT and BLAISE may be accessed by libraries and information units.

Ex: Hierarchical relationships may also take the form of co-ordinate relationships, in which case they may be represented by 'RT' or related term, in a similar manner to affinitive relationships below.

Ex: Meantime, our new library stand as as a confident symbol of the importance of ALL librarires to the nation's cultural, educational and economic success.

* anhelar ser = ache to be.

* a no ser que = unless.

* así es = that's how it is.

* así sea = amen.

* así son las cosas = that's they way things are.

* centrado en el ser humano = anthropocentric.

* clonación del ser humano = human cloning.

* como es el caso de = as it is with.

* cómo + ser = what + be like.

* conseguir ser el centro de atención = capture + spotlight.

* continuar siendo importante = remain + big.

* crearse el prestigio de ser = establish + a record as.

* cualquiera que fuere = any... whatsoever.

* cualquiera que fuese = any... whatsoever.

* cualquiera que sea + Nombre = whichever + Nombre.

* debilidad del ser humano = mankind's frailty.

* dejar de ser útil = outlive + Posesivo + usefulness.

* demostrar ser = prove + to be.

* de tal forma que + ser/estar = in such form as to + be.

* dicho sea de paso = by the by(e).

* dime con quién andas y te diré quién eres = you are known by the company you keep.

* dinero + ser para = money + go towards.

* el + Nombre + es inestimable = the + Nombre + cannot be overestimated.

* el ser barato = cheapness.

* el sueño de todo ser viviente = the stuff dreams are made of.

* entrar sin ser visto = sneak into.

* es = it's [it is].

* esa es la cuestión = herein lies the rub, there's the rub.

* esa es la dificultad = herein lies the rub, there's the rub.

* es decir = i.e. (latín - id est), in other words, that is, that is to say, which is to say.

* es de deducir que = it follows that.

* es de destacar que = significantly.

* es de esperar = hopefully.

* es de esperar que = all being well.

* es de resaltar que = significantly.

* es de suponer que = presumably.

* ese es el asunto = herein lies the rub, there's the rub.

* ese es el problema = herein lies the rub, there's the rub.

* es el momento adecuado = the moment is ripe, the time is ripe.

* es el momento oportuno = the moment is ripe, the time is ripe.

* es evidente = clearly.

* es importante destacar = importantly.

* es inevitable que = inevitably.

* es interesante que = interestingly.

* es lo que a mí me parece = my two cents' worth.

* es lo que yo pienso = my two cents' worth.

* es más = more important, moreover.

* es más fácil decirlo que hacerlo = easier said than done.

* es mi opinión = my two cents' worth.

* es mi parecer = my two cents' worth.

* es por lo tanto deducible que = it therefore follows that.

* es por lo tanto de esperar que = it therefore follows that.

* es por lo tanto lógico que = it therefore follows that.

* ¡esta es tu oportunidad! = here's your chance!.

* estar siendo + Participio = be in process of + Nombre.

* evitar ser afectado = escape + unaffected.

* fue durante mucho tiempo = long remained.

* haber sido aceptado = be here to stay, have come + to stay.

* haber sido comprobado exhaustivamente = be thoroughly tested.

* la razón de ser = the reason for being.

* la verdad sea dicha = to tell the truth.

* llegar a ser = become, develop into.

* llegar a ser conocido como = become + known as.

* lo que es aun peor = worse still.

* lo que es peor = what's worse.

* lo que haya que de ser, será = que sera sera, what's meant to be, will be, whatever will be, will be.

* lo que + ser = what + be like.

* lo que tenga que ser, será = que sera sera, whatever will be, will be, what's meant to be, will be.

* merecer ser mencionado = deserve + mention.

* no ser aconsejable = be undesirable.

* no ser + Adjetivo + Infinitivo = be less than + Adjetivo + Infinitivo.

* no ser así ya = be no longer the case.

* no ser bien visto = be in the doghouse.

* no ser cobarde = be no chicken.

* no ser consciente de = remain + unaware of.

* no ser deseable = be undesirable.

* no + ser + de sorprender que = it + be + not surprising that.

* no ser fácil = be no picnic, not be easy.

* no ser gran cosa = not add up to much, add up to + nothing.

* no ser lo suficientemente bueno = not be good enough.

* no ser más que = be nothing more than, be nothing but.

* no ser nada = add up to + nothing.

* no ser nada fácil = be hard-pushed to.

* no ser ningún jovencito = be no chicken.

* no ser ni una cosa ni otra = fall between + two stools.

* no ser sino = be nothing but.

* no ser una gran pérdida = be no great loss.

* no ser un lecho de rosas = be not all roses.

* no ser verdad = be untrue.

* no somos todos iguales = one size doesn't fit all.

* no tener razón de ser + Infinitivo = there + be + no sense in + Gerundio.

* para ser específico = to be specific.

* para ser franco = in all honesty.

* para ser sincero = to be honest, in all honesty.

* pasar a ser = become, develop into.

* por ser + Adjetivo = as being + Adjetivo.

* por si fuera poco = to boot, to add salt to injury, to rub salt in the wound.

* posible de ser consultado por máquina = machine-viewable.

* posible de ser visto en pantalla = displayable.

* primer puesto + ser para = pride of place + go to.

* puede muy bien ser = could well be.

* puede muy bien ser que = it may well be that.

* que fue = one-time.

* que fue común antes = once-common.

* que ha sido abordado con preguntas = accost.

* que puede ser apilado = stacking.

* razón de ser = point, raison d'etre, rationale, sense of purpose.

* ser reconocido = gain + recognition.

* resultar ser = prove + to be, turn out to be, happen + to be.

* sea como sea = be that as it may, at all costs, at any cost, at any price, come hell or high water.

* sea cual fuere = any... whatsoever, any... whatsoever.

* sea cual fuese = any... whatsoever, any... whatsoever.

* sea cual sea el criterio utilizado = by any standard(s).

* sea lo que sea = whatever it is, be that as it may, call it what you want.

* seamos realistas = face it, let's face it.

* sean cuales sean = whatever they may be.

* sentido del ser humano = human sense.

* ser accesible a través de = be available through.

* ser aceptado = take + hold, gain + acceptance, take off.

* ser acertado = be spot on.

* ser aconsejable = be welcome, be better served by, be in order.

* ser acorde con = be commensurate with.

* ser acuciante = be acute.

* ser acusado de delito criminal = face + criminal charge.

* ser adecuado = be right, stand up, fit + the bill.

* ser + Adjetivo = get + Adjetivo.

* ser + Adjetivo + para = have + a + Adjetivo + effect on.

* ser afectado por = have + a high stake in.

* ser aficionado a = be fond of.

* ser afortunado = be lucky, strike + lucky.

* ser agradable de oír = be good to hear.

* ser agradable + Verbo = be neat to + Verbo.

* ser algo bien conocido que = it + be + a (well)-known fact that.

* ser algo bueno = be a good thing.

* ser algo completamente distinto = be nothing of the sort.

* ser algo común = be a fact of life, dominate + the scene, be a common occurrence, become + a common feature, be a part of life.

* ser Algo demasiado difícil para = be in over + Posesivo + head, be out of + Posesivo + depth.

* ser algo excepcional = be the exception rather than the rule, be in a league of its own.

* ser algo fácil = be a cinch, be a doddle, be a breeze, be a picnic, be duck soup.

* ser algo facilísimo = be a cinch, be a doddle, be a breeze, be a picnic, be duck soup.

* ser algo habitual = become + a common feature, be a fact of life.

* ser Algo imponente = loom + large.

* ser algo inevitable = the (hand)writing + be + on the wall, see it + coming.

* ser algo más profundo que = go + deeper than.

* ser algo más serio que = go + deeper than.

* ser algo (muy) bien sabido que = it + be + a (well)-known fact that.

* ser algo muy claro = be a dead giveaway.

* ser algo muy fácil de conseguir = be there for the taking.

* ser Algo muy importante = loom + large.

* ser algo muy obvio = be a dead giveaway.

* ser algo muy poco frecuente = be a rare occurrence.

* ser algo muy raro = be a rare occurrence.

* ser algo muy revelador = be a giveaway.

* ser algo natural para = be second nature to + Pronombre, come + naturally to.

* ser algo normal = be a fact of life, become + a common feature, be a part of life.

* ser algo permanente = be here to stay.

* ser algo poco común = be the exception rather than the rule.

* ser algo poco conocido que = it + be + a little known fact that.

* ser algo poco frecuente = be a rare occurrence.

* ser algo poco sabido que = it + be + a little known fact that.

* ser algo por lo que = be a matter for/of.

* ser algo por ver = be an open question.

* ser algo que no ocurre con frecuencia = be a rare occurrence.

* ser algo seguro = be a cinch, be a doddle, be a breeze, be a picnic, be duck soup.

* ser algo útil para = be something in the hand for.

* ser amado = loved-one.

* ser amigo de = be buddies with.

* ser analizado como una frase = be phrase parsed.

* ser apreciado = receive + appreciation.

* ser apropiado = be right.

* ser aproximadamente + Número = be around + Número, be about + Número.

* ser arrestado = be under arrest.

* ser asequible = be available, become + available.

* ser asequible a = be amenable to.

* ser así = be the case (with), be just like that.

* ser atacado = be under attack, come under + fire, be under assault.

* ser atractivo = look + attractive, be popular in appeal.

* ser atrevido = make + a bold statement.

* ser atribuible a = be attributable to.

* ser aun más = be all the more.

* ser autosuficiente = stand on + Posesivo + own, self-serve.

* ser autosuficiente económicamente = pay + Posesivo + own way.

* ser avaricioso = have + Posesivo + cake and eat it.

* ser bienvenido = be most welcome, make + welcome, be welcome.

* ser bonito + Verbo = be neat to + Verbo.

* ser buenísimo + Gerundio = be terrific at + Gerundio.

* ser bueno = make + good + Nombre.

* ser bueno en = be good at.

* ser bueno para Alguien = be to + Posesivo + advantage.

* ser cada vez más importante = increase in + importance.

* ser capaz de = be capable of.

* ser capaz de hacer cualquier cosa por = go to + any lengths to, go to + great lengths to.

* ser característico de = be emblematic of.

* ser carísimo = cost + be prohibitive.

* ser caro = be steep.

* ser casi seguro = be a good bet.

* ser chiquito pero matón = punch above + Posesivo + weight.

* ser chulo = be cool.

* ser clavado a = be a dead ringer for.

* ser cliente de una tienda = patronise + shop.

* ser coherente = cohere.

* ser como el día y la noche = different as night and day.

* ser como hablar con la pared = be like talking to a brick wall.

* ser como mínimo = be no less than.

* ser como una esfera = wrap around.

* ser como un círculo = wrap around.

* ser como un libro abierto = be an open book.

* ser complementario el uno del otro = be integral one to another.

* ser complementarios = be integral one to another.

* ser completamente diferente = be in a different league.

* ser completo = be all inclusive.

* ser común = be the case (with).

* ser condenado a prisión = receive + prison sentence.

* ser confuso = be deceiving.

* ser conocido por = famously, have + a track record of.

* ser conocido por todos = be out in the open.

* ser consciente = sentient being.

* ser consciente de = be alive to, be aware of, be cognisant of, be mindful of/that, become + cognisant of, be aware of, realise [realize, -USA].

* ser consciente de + Posesivo + valía = be alive to + Posesivo + worth.

* ser consciente + desafortunadamente = be painfully aware of.

* ser contradictorio de = run + contrary to.

* ser contraproducente = defeat + Posesivo + purpose, blowback.

* ser contrario a = be contrary to, be hostile to.

* ser conveniente + Infinitivo = be as well + Infinitivo, be well + Infinitivo.

* ser correcto = be all right, be correct, be right.

* ser cortés con = be civil towards.

* ser costumbre = be customary.

* ser creativo = be inventive.

* ser creíble = invoke + belief.

* ser criticado = be subjected to + criticism, be (the) subject of/to criticism, take + heat, come under + fire.

* ser crucial (para) = be central (to).

* ser cuestión de = come down to.

* ser culpable = be to blame.

* ser culpable (por/de) = be at fault (for/to).

* ser dado a = be amenable to, be apt to, be given to.

* ser de = be a native of.

* ser de alto nivel = be at a high level.

* ser de armas tomar = be a (real) handful.

* ser de ayuda = be of assistance.

* ser debatible = be a moot point, be open to question, be open to debate, be at issue.

* ser de calidad = be up to snuff, be up to scratch.

* ser decisión de + Nombre = be down to + Nombre.

* ser de contenido + Adjetivo = be + Adjetivo + in content.

* ser de crecimiento rápido = be a quick grower.

* ser de difícil acceso = tuck away.

* ser de dominio público = be public domain.

* ser deficiente = be wanting.

* ser definitivo = be final.

* ser de gran ayuda para = be a boon to.

* ser de gran beneficio para = be of great benefit to.

* ser de importancia primordial = be of key importance.

* ser de importancia vital = lie at + the heart of.

* ser de interés para = be of interest (to/for).

* ser dejado en la obligación de Uno = be derelict in + duty.

* ser de la izquierda = be of the left.

* ser de la noche = night creature.

* ser de la opinión de que = be of the opinion that, be of the view that.

* ser del gusto de Uno = be to + Posesivo + taste.

* ser del orden de + Número = be of the order of + Número.

* ser de los que piensan que = subscribe to + view.

* ser demasiado = be over-provided, be a mouthful.

* ser demasiado + Adjetivo = be too + Adjetivo + by half.

* ser demasiado complaciente = lean over + too far backwards.

* ser demasiado común = be all too common.

* ser demasiado para = be too much for, be too much for.

* ser demasiado precavido = err + on the side of caution.

* ser demasiado preciso = put + too fine a point on, split + hairs.

* ser demasiado quisquilloso = put + too fine a point on, split + hairs.

* ser demasiado tarde para echar atrás = reach + the point of no return.

* ser de mucho uso = take + Nombre + a long way.

* ser de número limitado = be limited in number.

* ser de origen + Adjetivo = be + Adjetivo + in origin.

* ser de poco valor = be of little use, be of little value.

* ser de primera categoría = be top notch.

* ser de raza negra o de piel morena = be coloured.

* ser de sabios = be a point of wisdom.

* ser desacertado = miss + the mark, miss + the point.

* ser desastroso = spell + bad news, be a shambles, be (in) a mess.

* ser desconocido para = be alien to.

* ser descorazonador = be dispiriting.

* ser desoído = be unheeded.

* ser despiadado = play + hardball.

* ser detenido = be under arrest.

* ser de un solo uso = be a one-trip pony.

* ser de un tipo diferente = be different in kind, differ in + kind (from).

* ser de un valor especial = be of particular value.

* ser de uso general = be in general use, be generally available.

* ser de utilidad = be of use.

* ser de utilidad a = be of service to.

* ser diestro en = be skilled at.

* ser difícil = be a stretch.

* ser difícil de bregar = be a (real) handful.

* ser difícil de conseguir = be hard to get.

* ser difícil de creer = beggar + belief.

* ser difícil de encontrar = be hard to find.

* ser difícil de lograr = be hard to get.

* ser difícil de superar = take + some beating.

* ser digno de = merit.

* ser digno de admiración = deserve + admiration.

* ser digno de crítica = merit + a critical eye.

* ser digno de + Infinitivo = be worth + Gerundio.

* ser diplomático = say + the right thing.

* ser discutible = be open to question, be open to debate, be at issue.

* ser dogmático = be dogmatic.

* ser dos mundos completamente distintos = be poles apart.

* ser dudoso = be doubtful.

* ser duro = play + hardball.

* ser eficaz para + Infinitivo = be efficient at + Gerundio.

* ser el acabóse = take + the biscuit, take + the cake, be the limit.

* ser el alma de = be the life of, be the life and soul of.

* ser el asunto = be the point.

* ser el beneficiario de = be on the receiving end of.

* ser el blanco de = be a pushover for.

* ser el blanco de las críticas = come under + fire.

* ser el canalizador de = be the conduit for.

* ser el capitán = skipper, captain.

* ser el caso (de) = be the case (with).

* ser el centro de atención = steal + the limelight, steal + the show, cut + a dash.

* ser el centro de todas las miradas = cut + a dash.

* ser el colmo = be the last straw, bring + the situation to a head, take + the biscuit, take + the cake, be the limit.

* ser el contrincante más débil = punch above + Posesivo + weight.

* ser el culo del mundo = be the pits.

* ser elegido = get in.

* ser elevado = be steep.

* ser el éxito de la fiesta = steal + the limelight, steal + the show.

* ser el fin de = sign + a death warrant (for).

* ser el jefe = be in charge, call + the shots, be the boss, call + the tune, rule + the roost.

* ser el límite = be the limit.

* ser el mandamás = call + the shots, be the boss, call + the tune, rule + the roost.

* ser el más afectado por = bear + the brunt of.

* ser el máximo = be the limit.

* ser el momento clave = mark + the watershed.

* ser el momento (de) = be the time to.

* ser el momento decisivo = mark + the watershed.

* ser el momento de/para = it + be + time to/for.

* ser el objetivo de Uno = be in business for.

* ser el orgullo de = be the pride and joy of.

* ser el origen de = provide + the material for.

* ser el paraje natural de = be home to.

* ser el preludio = usher in.

* ser el primero = be second to none, come out on + top.

* ser el primero en = lead + the way in.

* ser el primero en + Infinitivo = take + the lead in + Gerundio.

* ser el punto de partida de = form + the basis of.

* ser el punto más débil de Alguien = be at + Posesivo + weakest.

* ser el punto más flaco de Alguien = be at + Posesivo + weakest.

* ser el que con mayor frecuencia = be (the) most likely to.

* ser el que con menor frecuencia = be (the) least likely to.

* ser el resultado de = follow from, result from.

* ser el segundo de a bordo = play + second fiddle.

* ser el último grito = be all the rage.

* ser el último mono ser el último mono = feel + pulled and tugged.

* ser emblemático de = be emblematic of.

* ser en balde = be of no avail, be to no avail.

* ser en cierto modo un + Nombre = be something of a + Nombre.

* ser en vano = be of no avail, be to no avail.

* ser enviado a = have + the lead to.

* ser equiparable a = be commensurate with.

* ser erróneo = be wide of the mark, be wrong.

* ser escaso = be few and far between, be in short supply.

* ser esclavo de = be slave to.

* ser estupendo = sound + great, be fine and dandy.

* ser estúpido = be off + Posesivo + rocker.

* ser exigente al elegir = pick and choose.

* ser exigente al escoger = pick and choose.

* ser experto en = be skilled at.

* ser expulsado de = be dropped from.

* ser extraño para = be alien to.

* ser extremadamente + Adjetivo = be too + Adjetivo + by half.

* ser fácil = be easy.

* ser fácil de conseguir = be readily available.

* ser facilísimo = be a snap, be a piece of cake.

* ser factible de = be amenable to.

* ser familiar = strike + familiar chords, ring + a bell.

* ser famoso = gain + recognition, be popular.

* ser famoso por = famously, have + a track record of.

* ser favorable = be a plus.

* ser ficticio = be fiction.

* ser fiel a = cleave to.

* ser fructífero = come to + fruition.

* ser goloso = have + a sweet tooth.

* ser grosero con = be abusive of.

* ser hábil para = be adroit at.

* ser habitual = be customary.

* ser harina de otro costal = be a different kettle of fish.

* ser hipertenso = be hyper.

* ser hora de = it + be + time to/for.

* ser hora de definirse = time to climb off the fence.

* ser hora de irse = be time to go.

* ser hora de marcharse = be time to go.

* ser hora ya de que = be about time (that), be high time (that/to/for).

* ser humilde = hide + Posesivo + light under a bushel.

* sería mejor que + Subjuntivo = better + Infinitivo.

* ser ideal = suit + best, be just the thing, be just the ticket, be just the job.

* ser ideal para Uno = be (right) up + Posesivo + alley, be + Posesivo + cup of tea.

* ser idóneo para = be suited to.

* ser ignorado = be unheeded.

* ser igual a = be equivalent to, equal.

* ser igual que = amount to + the same thing as.

* ser ilegal = be against the law.

* ser ilimitado = be boundless.

* ser implacable = play + hardball.

* ser imponente = be awe-inspiring.

* ser importante = be of importance, make + a difference, be of consequence.

* ser importantísimo = make + all the difference in the world, make + difference in the world.

* ser importantísimo (para) = be central (to).

* ser imposible = be dead meat.

* ser imprescindible = be a must.

* ser improcedente = be out of order.

* ser imprudente = be reckless.

* ser inalterable = set in + stone, set in + tablets of stone.

* ser incapaz de = be unable to.

* ser incoherente = Negativo + hold + water.

* ser incompatible (con) = be irreconcilable (with).

* ser inconsistente = Negativo + hold + water.

* ser increíble = beggar + belief.

* ser independiente = go + Posesivo + own way, stew in + Posesivo + own juice, stand on + Posesivo + own (two) feet.

* ser indescriptible = beggar + description.

* ser indispensable = be a must.

* ser ineficaz = fire + blanks.

* ser infundado = be unfounded.

* ser inherente a = inhere in.

* ser inimaginable = beggar + imagination.

* ser inminente = be on the cards.

* ser inmune a = be immune from, be immune against.

* ser innovador = break + new ground, break + ground.

* ser innumerable = be without number, be legion.

* ser innumerables = run into + the thousands.

* ser insignificante = pale into + insignificance, stick + Algo + on a pin-point, be of no consequence.

* ser insignificante de = be slight in.

* ser inteligente = be talented.

* ser interesante = be of interest (to/for).

* ser interesante + Infinitivo = be as well + Infinitivo, be well + Infinitivo.

* ser interesante + Verbo = be neat to + Verbo.

* ser interminable = there + be + no end to.

* ser intransigente = play + hardball.

* ser inútil = fire + blanks.

* ser irrespetuoso con = disrespect, diss.

* ser justo = play + fair.

* ser justo con todos = give the devil his due.

* ser justo hasta con el diablo = give the devil his due.

* ser justo lo que se necesita = be just the thing, be just the ticket, be just the job.

* ser justo lo que Uno necesita = be (right) up + Posesivo + alley.

* ser justo que = there + be + justice in.

* ser juzgado = stand + trial, stand for + trial.

* ser la abreviatura de = be short for.

* ser la base de = be at the core of, form + the basis of, be at the heart of.

* ser la ciudad de = be home to.

* ser la clave de = hold + the key to.

* ser la comidilla del barrio = be the talk of the town.

* ser la comidilla del pueblo = be the talk of the town.

* ser la consecuencia de = follow from, result from.

* ser la costumbre = be customary.

* ser la cuestión = be the point.

* ser la culminación de Algo = represent + the culmination of, mark + the culmination of.

* ser la culpa de = be the fault of.

* ser la debilidad de Alguien = be a sucker for.

* ser la elección lógica = be a/the natural choice.

* ser la elección natural = be a/the natural choice.

* ser la excepción = be the exception.

* ser la excepción a la regla = constitute + the exception to the rule.

* ser la excepción que confirma la regla = be the exception rather than the rule.

* ser la forma abreviada de = be short for.

* ser la forma de = be a recipe for.

* ser la fórmula para = be a recipe for.

* ser la gota que colma el vaso = bring + the situation to a head.

* ser la idea central de = be at the core of, be at the heart of.

* ser la imagen de = be a picture of.

* ser la intención = be the intention.

* ser la intención de uno = be + Posesivo + intention.

* ser la manera de = be a recipe for.

* ser la materia prima de = be grist to + Posesivo + mill.

* ser la mayoría = be in the majority.

* ser la mejor alternativa = be the best bet.

* ser la mejor manera de = be the conduit for.

* ser lamentable = be a pity.

* ser la minoría = be in the minority.

* ser la norma = be the norm, be the rule, become + the norm.

* ser la novedad = be on the scene.

* ser la obra de = be the work of.

* ser la persona ideal para = be the best placed to.

* ser la persona más indicada para = be in a position to.

* ser la propia responsabilidad de Alguien = be of + Posesivo + own making.

* ser la prueba de fuego de Algo = test + Nombre + to the limit.

* ser la punta de lanza de = spearhead.

* ser la razón de = lie at + the root of.

* ser la representación misma de = be a picture of.

* ser la responsabilidad de = be the responsibility of.

* ser la responsabilidad de Alguien + Infinitivo = it + lie with + Nombre/Pronombre + to + Infinitivo.

* ser la última palabra = be all the rage.

* ser la última persona del mundo que + Infinitivo = be one of the last people in the world to + Infinitivo.

* ser lector de una biblioteca = library membership.

* ser lento = be slow off the mark, be slow off the blocks.

* ser líder en = take + the lead in + Gerundio.

* ser lo de Uno = be cut out for, be (right) up + Posesivo + alley.

* ser lo más parecido a = be as close as we come to.

* ser lo mismo = be one and the same.

* ser lo normal = be the order of the day.

* ser lo principal de = be at the core of, be at the heart of.

* ser lo que a Uno le encanta = be (right) up + Posesivo + alley.

* ser lo que a Uno le gusta = be (right) up + Posesivo + alley, be + Posesivo + cup of tea.

* ser lo que a Uno le interesa = be (right) up + Posesivo + alley, be + Posesivo + cup of tea.

* ser lo que a Uno le va = be (right) up + Posesivo + alley.

* ser lo que a Uno más le gusta = be + Posesivo + big scene.

* ser lo que nos espera = be the shape of things to come.

* ser lo suficientemente + Adjetivo + como para = be + Adjetivo + enough to.

* ser lo suficientemente comprensivo = go + far enough.

* ser lo suficientemente conocido como para que = be sufficiently well known for.

* serlo todo para todos = be all things to all men, be all things to all people.

* ser lo último = be all the rage, be the pits.

* ser lo último en = become + the next stop in.

* ser lo último en lo que + pensar = be the last thing of + Posesivo + mind.

* ser lo último que + ocurrir + a Alguien = be the last thing of + Posesivo + mind.

* ser magnífico + Gerundio = be terrific at + Gerundio.

* ser malo = be a joke, spell + bad news, make + poor + Nombre.

* ser maravilloso = sound + great.

* ser más astuto que = outfox, outwit, outsmart.

* ser más interno = inner being.

* ser más un + Nombre = be more of a + Nombre.

* ser mayor = be older.

* ser mejor en = be better at.

* ser mejor que = be superior to, compare + favourably.

* ser mejor que + Subjuntivo = better + Infinitivo.

* ser menor = be less.

* ser menos + Adjetivo = be less of a(n) + Nombre.

* ser mínimo = be at a minimum.

* ser mirado de forma extraña = get + some funny looks.

* ser modesto = hide + Posesivo + light under a bushel.

* ser molesto = be disturbing.

* ser moroso = be in default.

* ser motivador = be motivating.

* ser motivo de preocupación = loom + large.

* ser mucho = be a mouthful.

* ser mucho más = be all the more.

* ser mucho más que = be far more than.

* ser muy aconsejable que = be well advised to.

* ser muy alto = be metres high.

* ser muy amigo de = be pally with.

* ser muy antiguo = go ba

* * *

SER

/ser/

feminine

= Sociedad Española de Radiodifusión

* * *

ser ( conjugate ser) cópula
1 ( seguido de adjetivos) to be
◊ ser expresses identity or nature as opposed to condition or state, which is normally conveyed by estar. The examples given below should be contrasted with those to be found in estar 1 cópula 1 es bajo/muy callado he's short/very quiet;

es sorda de nacimiento she was born deaf;
es inglés/católico he's English/(a) Catholic;
era cierto it was true;
sé bueno, estate quieto be a good boy and keep still;
que seas muy feliz I hope you'll be very happy;

(+ me/te/le etc)
◊ siempre le he sido fiel I've always been faithful to her;

ver tb imposible, difícil etc
2 ( hablando de estado civil) to be;
◊ el mayor es casado the oldest is married;

es viuda she's a widow;
ver tb estar 1 cópula 2
3 (seguido de nombre, pronombre) to be;
◊ soy abogada I'm a lawyer;

ábreme, soy yo open the door, it's me
4 (con predicado introducido por `de'):
◊ esos zapatos son de plástico those shoes are (made of) plastic;

soy de Córdoba I'm from Cordoba;
es de los vecinos it belongs to the neighbors, it's the neighbors';
no soy de aquí I'm not from around here
5 (hipótesis, futuro):
◊ será un error it must be a mistake;

¿será cierto? can it be true?
verbo intransitivo
1
a) ( existir) to be

b) (liter) ( en cuentos):

◊ érase una vez … once upon a time there was …

2
a) (tener lugar, ocurrir):

◊ la fiesta va a ser en su casa the party is going to be (held) at her house;

¿dónde fue el accidente? where did the accident happen?
b) ( en preguntas):

◊ ¿qué habrá sido de él? I wonder what happened to o what became of him;

¿qué es de Marisa? (fam) what's Marisa up to (these days)? (colloq);
¿qué va a ser de nosotros? what will become of us?
3 ( sumar):
◊ ¿cuánto es (todo)? how much is that (altogether)?;

son 3.000 pesos that'll be o that's 3,000 pesos;
somos diez en total there are ten of us altogether
4 (indicando finalidad, adecuación) ser para algo to be for sth;
◊ este agua es para beber this water is for drinking

( en locs)
◊ a no ser que (+ subj) unless;

¿cómo es eso? why is that?, how come? (colloq);
como/cuando/donde sea: tengo que conseguir ese trabajo como sea I have to get that job no matter what;
hazlo como sea, pero hazlo do it any way o however you want but get it done;
el lunes o cuando sea next Monday or whenever;
puedo dormir en el sillón o donde sea I can sleep in the armchair or wherever you like o anywhere you like;
de ser así (frml) should this be so o the case (frml);
¡eso es! that's it!, that's right!;
es que …: ¿es que no lo saben? do you mean to say they don't know?;
es que no sé nadar the thing is I can't swim;
lo que sea: cómete una manzana, o lo que sea have an apple or something;
estoy dispuesta a hacer lo que sea I'm prepared to do whatever it takes;
o sea: en febrero, o sea hace un mes in February, that is to say a month ago;
o sea que no te interesa in other words, you're not interested;
o sea que nunca lo descubriste so you never found out;
(ya) sea …, (ya) sea … either …, or …;
sea como sea at all costs;
sea cuando sea whenever it is;
sea donde sea no matter where;
sea quien sea whoever it is;
si no fuera/hubiera sido por … if it wasn't o weren't/hadn't been for …
( en el tiempo) to be;
◊ ¿qué fecha es hoy? what's the date today?, what's today's date;

serían las cuatro cuando llegó it must have been (about) four (o'clock) when she arrived;
ver tb v impers
ser v impers to be;
◊ era primavera it was spring(time)

ser v aux ( en la voz pasiva) to be;
fue construido en 1900 it was built in 1900
■ sustantivo masculino
1
a) ( ente) being;

◊ ser humano/vivo human/living being

b) (individuo, persona):

◊ un ser querido a loved one

2 ( naturaleza):
◊ desde lo más profundo de mi ser from the bottom of my heart

ser
I sustantivo masculino
1 being: es un ser despreciable, he's despicable
ser humano, human being
ser vivo, living being
2 (esencia) essence: eso forma parte de su ser, that is part of him
II verbo intransitivo
1 (cualidad) to be: eres muy modesto, you are very modest
2 (fecha) to be: hoy es lunes, today is Monday
ya es la una, it's one o'clock
3 (cantidad) eran unos cincuenta, there were about fifty people
(al pagar) ¿cuánto es?, how much is it?
son doscientas, it is two hundred pesetas
Mat dos y tres son cinco, two and three make five
4 (causa) aquella mujer fue su ruina, that woman was his ruin
5 (oficio) to be a(n): Elvira es enfermera, Elvira is a nurse
6 (pertenencia) esto es mío, that's mine
es de Pedro, it is Pedro's
7 (afiliación) to belong: es del partido, he's a member of the party
es un chico del curso superior, he is a boy from the higher year
8 (origen) es de Málaga, she is from Málaga
¿de dónde es esta fruta? where does this fruit come from?
9 (composición, material) to be made of: este jersey no es de lana, this sweater is not (made of) wool
10 ser de, (afinidad, comparación) lo que hizo fue de tontos, what she did was a foolish thing
11 (existir) Madrid ya no es lo que era, Madrid isn't what it used to be
12 (suceder) ¿qué fue de ella?, what became of her?
13 (tener lugar) to be: esta tarde es el entierro, the funeral is this evening 14 ser para, (finalidad) to be for: es para pelar patatas, it's for peeling potatoes
(adecuación, aptitud) no es una película para niños, the film is not suitable for children
esta vida no es para ti, this kind of life is not for you
15 (efecto) era para llorar, it was painful
es (como) para darle una bofetada, it makes me want to slap his face
no es para tomárselo a broma, it is no joke
16 (auxiliar en pasiva) to be: fuimos rescatados por la patrulla de la Cruz Roja, we were rescued by the Red Cross patrol
17 ser de (+ infinitivo) era de esperar que se marchase, it was to be expected that she would leave
♦ Locuciones: a no ser que, unless
como sea, anyhow
de no ser por..., had it not been for
es más, furthermore
es que..., it's just that...
lo que sea, whatever
o sea, that is (to say)
sea como sea, in any case o be that as it may
ser de lo que no hay, to be the limit
' ser' also found in these entries:
Spanish:
A
- acceder
- además
- aficionada
- aficionado
- alardear
- alcanzar
- alimentar
- alta
- alto
- ambicionar
- antigüedad
- aparición
- arma
- atinar
- atorarse
- aúpa
- babear
- básica
- básico
- bendición
- caber
- cacho
- cada
- cafetera
- cafetero
- calco
- callo
- canela
- cansada
- cansado
- cantar
- capaz
- capirote
- carácter
- cardo
- carne
- carné
- caso
- cero
- colarse
- comida
- comidilla
- comido
- conmigo
- conquistador
- conquistadora
- contagiarse
- contemplar
- contienda
English:
accountable
- addicted
- adjust
- allow
- allowance
- ambition
- amount to
- anathema
- anomaly
- arduous
- around
- aspire
- aware
- bad
- be
- beating
- being
- belong
- betray
- big
- bill
- bind over
- bird
- booby trap
- boring
- bounce
- can
- carry
- catch up
- cerebral
- ceremonial
- ceremony
- charm
- chip
- claim
- come into
- come under
- connoisseur
- court
- degree
- deserve
- destroy
- differ
- do
- dodger
- doubly
- due
- ear
- easy
- edit

* * *

ser The auxiliary verb ser is used with the past participle of a verb to form the passive (e.g. la película fue criticada the movie was criticized).

♦ v aux
[para formar la voz pasiva] to be;
fue visto por un testigo he was seen by a witness;

la propuesta es debatida o [m5] está siendo debatida en el parlamento the proposal is being debated in parliament

♦ v copulativo

1. [con adjetivos, sustantivos, pronombres] [indica cualidad, identidad, condición] to be;

es alto/gracioso he's tall/funny;

soy chileno/chiapaneco I'm Chilean/from Chiapas;

es azul/difícil it's blue/difficult;

sé discreta/paciente be discreet/patient;

es un amigo/el dueño he's a friend/the owner;

son unos amigos míos they're friends of mine;

es el cartero/tu madre it's the postman o US mailman/your mother;

soy yo, ábreme open up, it's me;

soy Víctor [al teléfono] it's Víctor;

la casa es aquella de ahí the house is that one over there;

es un tipo muy simpático he's a very nice guy;

¿es eso verdad? is that true?;

eso no es cierto that isn't true;

es obvio que le gustas it's obvious that he likes you;

no es necesario ir it isn't necessary to go;

es posible que llueva it may rain;

no está mal para ser de segunda mano it's not bad considering it's second-hand;

no pierde sus derechos por ser inmigrante just because he's an immigrant doesn't mean he doesn't have any rights;

te lo dejo en la mitad por ser tú seeing as o because it's you, I'll let you have it half-price;

por ser usted, señora, 15 euros to you, madam, 15 euros;

que seas muy feliz I wish you every happiness, I hope you'll be very happy;

¡será imbécil el tipo! the guy must be stupid!;

este restaurante ya no es lo que era this restaurant isn't as good as it used to be o isn't what it used to be;
RP Fam
ser loco por algo to be wild about sth

2. [con sustantivos, adjetivos] [indica empleo, dedicación, estado civil, religión] to be;

soy abogado/actriz I'm a lawyer/an actress;

son estudiantes they're students;

para ser juez hay que trabajar mucho you have to work very hard to be o become a judge;

es padre de tres hijos he's a father of three;

es soltero/casado/divorciado he's single/married/divorced;

era viuda she was a widow;

son budistas/protestantes they are Buddhists/Protestants;

el que fuera gobernador del estado the former governor of the state;

Comp
Am Fam
¿tú eres o te haces? are you stupid or what?;

Comp
RP Fam
¿vos sos o te hacés? are you stupid or what?

3. [con "de"] [indica material, origen, propiedad]
ser de [estar hecho de] to be made of;
[provenir de] to be from; [pertenecer a] to belong to;
un juguete que es todo de madera a completely wooden toy, a toy made completely of wood;

¿de dónde eres? where are you from?;

estas pilas son de una linterna these batteries are from a torch;

¿es de usted este abrigo? is this coat yours?, does this coat belong to you?;

los juguetes son de mi hijo the toys are my son's;

portarse así es de cobardes only cowards behave like that, it's cowardly to behave like that

4. [con "de"] [indica pertenencia a grupo]
ser de [club, asociación, partido] to be a member of;

¿de qué equipo eres? [aficionado] which team o who do you support?;

soy del Barcelona I support Barcelona;

ser de los que… to be one of those people who…;

ése es de los que están en huelga he is one of those on strike;

no es de las que se asustan por cualquier cosa she's not one to get scared easily

♦ vi

1. [ocurrir, tener lugar] to be;

fue aquí it was here;

¿cuándo es la boda? when's the wedding?;

la final era ayer the final was yesterday;

¿cómo fue lo de tu accidente? how did your accident happen?;

¿qué fue de aquel amigo tuyo? what happened to that friend of yours?;

¿qué es de Pablo? how's Pablo (getting on)?

2. [constituir, consistir en] to be;

fue un acierto que nos quedáramos en casa we were right to stay at home;

lo importante es decidirse the important thing is to reach a decision;

su ambición era dar la vuelta al mundo her ambition was to travel round the world;

tratar así de mal a la gente es buscarse problemas treating people so badly is asking for trouble

3. [con fechas, horas] to be;

¿qué (día) es hoy? what day is it today?, what's today?;

hoy es jueves today's Thursday, it's Thursday today;

¿qué (fecha) es hoy? what's the date today?, what date is it today?;

mañana será 15 de julio tomorrow (it) will be 15 July;

¿qué hora es? what time is it?, what's the time?;

son las tres (de la tarde) it's three o'clock (in the afternoon), it's three (pm);

serán o [m5] deben de ser las tres it must be three (o'clock)

4. [con precios] to be;

¿cuánto es? how much is it?;

son 300 pesos that'll be 300 pesos;

¿a cómo son esos tomates? how much are those tomatoes?

5. [con cifras, en operaciones] to be;

ellos eran unos 500 there were about 500 of them;

11 por 100 son 1.100 11 times 100 is 1,100

6. [servir, ser adecuado]
ser para to be for;

este trapo es para (limpiar) las ventanas this cloth is for (cleaning) the windows;

este libro es para niños this book is for children;

la ciudad no es para mí the city isn't for me

7. [con "de" más infinitivo] [indica necesidad, posibilidad]
es de desear que… it is to be hoped that…;

era de esperar que pasara algo así it was to be expected that something like that would happen;

es de suponer que aparecerá presumably, he'll turn up;

es de temer cuando se enoja she's really scary when she gets angry

8. [para recalcar, poner énfasis]
ése es el que me lo contó he's the one who told me;

lo que es a mí, no me llamaron they certainly didn't call me, they didn't call me, anyway;

¿es que ya no te acuerdas? don't you remember any more, then?, you mean you don't remember any more?

9. [indica excusa, motivo]
es que no me hacen caso but o the thing is they don't listen to me;

es que no vine porque estaba enfermo the reason I didn't come is that I was ill, I didn't come because I was ill, you see;

¿cómo es que no te han avisado? how come they didn't tell you?

10. Literario [existir]
Platón, uno de los grandes sabios que en el mundo han sido Plato, one of the wisest men ever to walk this earth

11. [en frases]
a no ser que venga unless she comes;

tengo que conseguirlo (sea) como sea I have to get it one way or another;

hay que evitar (sea) como sea que se entere we have to prevent her from finding out at all costs o no matter what;

hazlo cuando sea do it whenever;

de no ser/haber sido por… if it weren't/hadn't been for…;

de no ser por él no estaríamos vivos if it weren't for him, we wouldn't be alive;

de no ser así otherwise;

de ser así if that should happen;

déjalo donde sea leave it anywhere o wherever;

érase una vez, érase que se era once upon a time;

dile lo que sea, da igual tell her anything o whatever, it doesn't make any difference;

haré lo que sea para recuperar mi dinero I will do whatever it takes o anything to get my money back;

se enfadó, y no era para menos she got angry, and not without reason;

no sea que…, no vaya a ser que… in case…;

la llamaré ahora no sea que luego me olvide I'll call her now in case I forget later;

Estados Unidos y Japón, o sea, las dos economías mundiales más importantes the United States and Japan, that is to say o in other words, the two most important economies in the world;

50 euros, o sea unas 8.300 pesetas 50 euros, that's about 8,300 pesetas;

o sea que no quieres venir so you don't want to come then?;

por si fuera poco as if that wasn't enough;

habla con quien sea talk to anyone;

sea quien sea no abras la puerta don't open the door, whoever it is;

si no fuera/hubiera sido por… if it weren't/hadn't been for…;
Am
siendo que… seeing that o as…, given that…;
Am
siendo que tienes la plata, cómprate el vestido más caro seeing as o since you've got the money, buy yourself the more expensive dress

♦ v impersonal
[indica tiempo] to be;
es muy tarde it's rather late;

era de noche/de día it was night/day

♦ nm

1. [ente] being;

seres de otro planeta beings from another planet

Comp
ser humano human being;
Ser Supremo Supreme Being;

los seres vivos living things

2. [persona] person;

sus seres queridos his loved ones

3. [existencia]
mis padres me dieron el ser my parents gave me my life

4. [esencia, naturaleza] being;

la quiero con todo mi ser I love her with all my being o soul

* * *

SER

f abr (= Sociedad Española de Radiodifusión) network of independent Spanish radio stations

* * *

ser {77} vi

1) : to be

él es mi hermano: he is my brother

Camila es linda: Camila is pretty

2) : to exist, to live

ser, o no ser: to be or not to be

3) : to take place, to occur

el concierto es el domingo: the concert is on Sunday

4) (used with expressions of time, date, season)

son las diez: it's ten o'clock

hoy es el 9: today's the 9th

5) : to cost, to come to

¿cuánto es?: how much is it?

6) (with the future tense) : to be able to be

¿será posible?: can it be possible?

7)

ser de : to come from

somos de Managua: we're from Managua

8)

ser de : to belong to

ese lápiz es de Juan: that's Juan's pencil

9)

es que : the thing is that

es que no lo conozco: it's just that I don't know him

10)

¡sea! : agreed!, all right!

11)

sea... sea : either... or

ser v aux (used in passive constructions) : to be

la cuenta ha sido pagada: the bill has been paid

él fue asesinado: he was murdered

ser nm

: being

ser humano: human being

* * *

ser¹ n (ente) being

ser humano human being

ser vivo living creature

ser² vb

1. (en general) to be

mi amigo es alemán my friend is German

es médico he's a doctor

el cuadro es de Picasso the painting is by Picasso

cinco más cinco son diez five plus five are ten

serán quince euros that'll be fifteen euros

somos cinco there are five of us

la fiesta es el sábado the party is on Saturday

el presidente fue asesinado the president was murdered

2. (estar hecho) to be made

la mesa es de madera the table is made of wood

3. (pertenecer) to belong

este libro es de María this book belongs to María / this book is María's

a no ser que unless

a no ser que llueva unless it rains

érase una vez once upon a time

Spanish-English dictionary > ser
6 keep

1. I
abs

1) is it worth keeping? стоит ли это хранить?

2) this book is yours to keep можете оставить эту книгу себе. эту книгу я вам дарю

3) butter (eggs, meat, apples, etc.) will keep масло и т. д. не испортится; chocolates that will keep шоколад, который может долго лежать

4) the news (this statement, etc.) will keep с этим сообщением и т. д. можно повременить; this information can't keep эту информацию нельзя задерживать /нужно скорее опубликовать/; my revenge will keep отомстить я еще успею; it will keep! успеется!

5) have a family (one's parents, a wife and two children, etc.) to keep иметь на иждивении /содержать/ семью и т. д.
2. II
1) keep somewhere keep at home (indoors, in, etc.) оставаться /сидеть/ дома, не выходить из дому; keep in some manner keep together держаться вместе, не разлучаться; let's keep together or we shall lose each other давайте держаться вместе, а то мы потеряем друг друга; if all the cars keep together we shall be quite safe если все машины пойдут вместе, нам нечего бояться; they kept abreast они шли в одну шеренгу

2) keep in some manner keep well (quite well, all right, etc.) хорошо и т. д. сохраняться; keep for some time cold milk (dried fruit, smoked fish, etc.) keeps longer холодное молоко и т. д. дольше сохраняется / не портится/; fish do not keep long рыба не может долго лежать id how are you keeping? как вы себя чувствуете?, как здоровье?; she is not keeping well она себя неважно чувствует
3. III
1) keep smth. keep one's old letters (one's old clothes, his books, the archives, etc.) хранить старые письма и т. д.; this is [the place] where I keep my things (my money, my stores, etc.) вот где я держу свои вещи и т. д.; he can make money but he cannot keep it он умеет зарабатывать деньги, но не умеет их беречь

2) keep smth. keep this book (this toy, this photograph, etc.) оставлять эту книгу и т. д. себе; since you have found this watch you may keep it раз вы нашли эти часы, то можете оставить их себе [навсегда]; you can keep the box, I don't need it any longer мне больше не нужна эта коробка, оставьте ее себе; keep the change сдачи не надо, оставьте сдачу себе

3) keep smth. keep the job не менять места работы, работать на том же месте; keep one's seat /one's place/ оставаться на месте, не вставать с места; keep one's room не выходить из комнаты; keep one's bed не вставать с постели: keep one's feet удержаться на ногах, не упасть; keep the saddle удержаться в седле; keep one's balance /one's feet/ удерживать равновесие; keep the middle of the road (the road, the path, one's course, etc.) держаться середины /идти по середине/ дороги и т. д.; keep one's way идти своей дорогой, не сворачивать со своего пути; keep the speed идти с той же скоростью, не сбавлять или не увеличивать скорость; keep time отбивать такт; keep good time верно показывать время

4) keep smth. keep one's temper (one's presence of mind, one's self-possession, one's composure, etc.) сохранять спокойствие и т. д., не терять спокойствия и т. д.; keep one's head не терять головы; keep silence молчать, хранить молчание; keep one's distance а) держаться на расстоянии; б) не допускать фамильярности

5) keep smth. keep fruit (vegetables, food, etc.) сохранять фрукты и т. д., не давать фруктам и т. д. портиться; keep its shape (its colour, etc.) сохранять /не терять/ форму и т. д., keep one's figure сохранять фигуру; keep one's looks не дурнеть, сохранять привлекательность; keep good health оставаться в добром здравии

6) keep smb. what is keeping you? почему вы задерживаетесь /опаздываете/?; don't let me keep you я не буду вас задерживать

7) keep smth. keep a bridge (a fort, a fortress, the gates of a town, one's grounds, etc.) защищать /удерживать/ мост и т. д.; keep the wicket защищать ворота (а крикете), keep the goal стоять в воротах, защищать ворота (в футболе)

8) keep smth. keep the rules (the law, order, commandments, etc.) соблюдать /не нарушать/ правила и т. д., придерживаться правил и т. д.; keep a treaty /an agreement/ выполнять /соблюдать/ условия договора; keep an appointment приходить на [деловое] свидание, приходить в назначенное время (место и т. п.); keep a date coll. приходить на свидание: keep one's word (one's promise, etc.) (с)держать слово и т. д., быть верным своему слову и т. д., keep a secret /one's own counsel/ помалкивать, хранить тайну; can you keep a secret? вы умеете молчать /держать язык за зубами/?; keep faith сохранять верность; keep peace сохранять /поддерживать/ мир; keep regular hours ложиться спать и вставать в одно и то же время, вести размеренную жизнь; keep late hours не ложиться /сидеть, работать/ допоздна; keep early hours рано ложиться и рано вставать; we keep late hours in this office в нашем учреждении рабочий день кончается поздно; keep one's birthday (festivals, etc.) отмечать /праздновать/ день рождения и т. д.; keep a fast (Sundays, rites, etc.) соблюдать пост и т. д., keep a ceremony отправлять /совершать/ обряд

9) keep smb. keep a family (an old mother, a wife and six children, etc.) обеспечивать /содержать/ семью и т. д.; at his age he ought to be able to keep himself в его возрасте пора бы самому зарабатывать на жизнь; he doesn't earn enough to keep himself он себя не может прокормить

10) keep smth., smb. keep a car (a garden, a horse, etc.) иметь машину и т. д.; keep an inn (a hotel, a school, etc.) держать небольшую гостиницу и т. д.; he kept a bar у неге был бар, он был хозяином бара; keep chickens (poultry, bees, sheep, cattles, etc.) держать /разводить/ цыплят и т. д.; keep a cook (a gardener, servants, a butler, a maid, etc.) держать повара и т. д.; keep boarders держать постояльцев; keep lodgers пускать жильцов; she keeps my dog when I am away я оставляю у нее свою собаку /она смотрит за моей собакой/, когда уезжаю; keep good (bad, rough, etc.) company водиться / дружить/ с хорошей и т. д. компанией /с хорошими и т. д. людьми/

11) keep smth. keep butter (eggs, tea, wine, meat, etc.) иметь [в продаже] масло и т. д., торговать маслом и т. д., this shop keeps everything you need (fresh eggs, fruit, etc.) в этом магазине есть [в продаже] все, что вам нужно и т. д., keep a stock (a large supply) of machine parts (of vegetables, of socks, etc.) иметь на складе или в ассортименте запас (большое количество) деталей машин и т. д.; do you sell buttons? - I am sorry, but we do not keep them у вас продаются пуговицы? - Нет, у нас их в продаже не бывает

12) keep smth. keep a diary (the score, records, accounts, books, the register, etc.) вести дневник и т. д.; keep house вести хозяйство; keep watch дежурить, стоять на часах
4. IV
1) keep smth. in some manner keep one's papers (one's toys, one's books, etc.) together держать свой документы и т. д. в одном месте; I wish you learnt to keep your things together and not leave them all over the house когда же ты научишься держать свой вещи в одном месте и не разбрасывать их по всему дому?

2) keep smb., smth. somewhere keep the children (the patient, all of us, etc.) at home (here, in, etc.) держать детей и т. д. дома и т. д., не выпускать детей и т. д. из дому и т. д.; the cold weather kept us indoors мы сидели дома /не выходили из дому/ из-за холодной погоды; keep smb., smth. in some manner keep these birds (these animals, these things, etc.) apart (together, etc.) держать этих птиц и т. д. отдельно [друг от друга] и т. д., не держать этих птиц и т. д. в одном месте /вместе/; soldiers kept five abreast солдаты шагали в шеренге по пять [человек] /по пять человек в ряд/

3) keep smb., smth. for some time keep the boys (one's friends, the newcomers, etc.) long (late, etc.) надолго и т. д. задерживать /не отпускать/ мальчиков и т. д.; I won't keep you long я вас долго не задержу; what kept you so late? из-за чего вы задержались допоздна?; keep these books (this picture, his bicycle, etc.) long долго держать у себя эти книги и т. д.; don't keep my dictionary long побыстрее верните мне словарь, не держите мой словарь долго; can you keep his papers a little longer? вы не могли бы задержать [у себя] его документы еще на некоторое время?; keep smb., smth. somewhere what kept him there? что его там удерживало /задержало/?
5. V
1) || keep smb. prisoner держать кого-л. в плену

2) || keep smb. company составить кому-л. компанию
6. VI
semiaux keep smb., smth. in some state keep one's hands clean (warm, etc.) держать руки чистыми и т. д., keep your hands dry смотри, чтобы у тебя были сухие руки; keep the house (the room, etc.) tidy /neat, clean, etc./ содержать дом и т. д. в чистоте; keep the windows open (shut) держать окна открытыми ( закрытыми); keep one's back straight держаться прямо, не горбиться; keep one's eyes open а) держать глаза открытыми; б) не закрывать глаза на происходящее, отдавать себе отчет в том, что происходит; keep one's head cool сохранять спокойствие /хладнокровие/; I want to keep my conscience clean я хочу, чтобы моя совесть была чиста; keep this day free оставлять этот день свободным; keep smb.'s plans secret держать /хранить/ чьи-л. планы в тайне; keep his things intact оставлять его вещи нетронутыми, не дотрагиваться до его вещей; keep meat (fish, etc.) fresh сохранять мясо и т. д. свежим; keep dinner warm не дать обеду остынуть; you must keep yourself warm тебе нельзя охлаждаться, одевайся теплее; keep a razor sharp следить за тем, чтобы бритва не затупилась /всегда была острой/; keep the children quiet не разрешать детям шуметь, утихомирить детей; keep the patient awake не давать больному засыпать; keep the troops alert держать войска в состоянии боевей готовности; keep the prisoner alive сохранять узнику жизнь; keep one's family safe and sound следить за тем, чтобы в семье все были здоровы; keep people happy давать людям счастье; keep the students (the boys, etc.) busy занимать делом студентов и т. д., keep the саг straight веста машину прямо; keep dictionaries (reference books, brushes, etc.) handy держать /иметь/ словарик и т. д. под рукой
7. VIII
semiaux keep smb., smth. doing smth. keep them waiting (him standing, one's mother sitting up, the girl working, etc.) заставлять их ждать и т. д., keep the watch going следить за тем, чтобы часы шли; keep the fire burning поддерживать огонь, не дать костру погаснуть; keep the engine running не выключай мотора; keep a light burning не выключать свет; keep the man going придавать человеку бодрости, поддерживать жизнедеятельность человеческого организма id keep the pot boiling зарабатывать на жизнь, следить за тем, чтобы дела шли; keep the ball rolling поддерживать разговор
8. IX
semiaux

keep smb., smth. in some state keep him interested поддерживать его заинтересованность; keep her advised держать ее в курсе дел, сообщать ей о положении дел /о своих планах и т. п./; keep the headquarters well informed /posted/ постоянно держать штаб в курсе дел, давать в штаб подробную информацию; keep smb. covered держать кого-л. на прицеле; keep one's throat protected закутывать /закрывать/ шею
9. XI
1) be kept somewhere be kept in a refrigerator (in a storehouse, on file, in the larder, etc.) храниться в холодильнике и т. д., vegetables were kept in the cellar овощи держали /хранили/ в погребе; be kept for smth. these books (these files, etc.) are kept for reference эти книги и т. д. keep для справок

2) be kept in some condition this medicine is kept cool and dry это лекарство нужно хранить в сухом и прохладном месте

3) be kept in some place be kept in prison сидеть в тюрьме; be kept in port быть задержанным в порту; he was kept in bed for a whole week его продержали в постели целую неделю; he was kept in with a flu он сидел дома с гриппом; be kept in some manner be kept under arrest /in custody/ находиться /быть/ под арестом; be kept under lock and key содержаться под замком; be kept somewhere by smth. I am kept here by business меня здесь держат дела; we were kept in by rain мы не могли выйти из-за дождя

4) be kept for some time milk curdles when it is kept too long когда молоко долго стоит, оно скисает

5) be kept in some manner the rule (the law, this clause of the treaty, etc.) was punctually kept правило и т. д. точно соблюдалось; his promise (his word) was faithfully kept он оказался верным своему обещанию (своему слову); the secret is solemnly kept тайна строго хранится; the rule is to be kept constantly in mind об этом правиле нельзя ни на минуту забывать; these dates (the festivals, etc.) are solemnly (punctually, usually, etc.) kept эти даты и т. д. торжественно и т. д. отмечаются; be kept somewhere this day is kept all over the world (everywhere, etc.) этот день отмечается во всем мире и т. д.

6) semiaux be kept in some state the road (the garden, etc.) is well (badly) kept дорога и т. д. содержится в хорошем (в плохом) состоянии; his affairs (his books, her accounts, etc.) are kept in good order его дела и т. д. [находятся] в порядке; the methods are kept up-to-date методы все время совершенствуются /модернизируются/; be kept in repair содержаться в хорошем состоянии, не требовать ремонта; the house (the flat, the hotel, etc.) is kept in repair дом и т. д. содержится в хорошем состоянии; my car is kept in repair моя машина всегда в полном порядке

7) semiaux be kept doing smth. people don't like to be kept waiting никому не нравится ждать; the firm is kept going фирма продолжает существовать /работать/
10. XIV
semiaux

keep doing smth. keep smiling (walking, writing, moving, etc.) продолжать улыбаться и т. д.; keep asking questions (bothering them, giggling, etc.) беспрестанно /все время/ задавать вопросы и т. д.: the thought kept recurring /running/ through my head эта мысль сверлила мне мозг; his words kept ringing in my ears его слова все время звучали у меня в ушах; the baby kept crying all night ребенок плакал всю ночь; my shoe-laces keep coming undone у меня все время /то и дело/ развязываются шнурки; he keeps changing his plans он то и дело меняет свой планы
11. XV
semiaux

keep in some state keep healthy (fit, inactive, etc.) оставаться здоровым и т. д., keep warm не остывать: keep calm /quiet, cool/ сохранять спокойствие, оставаться спокойным: keep silent /still/ а) хранить молчание; б) не шуметь; keep slender сохранять стройность; keep alert [все время] быть настороже, keep alive остаться в живых; keep aloof держаться особняком; keep awake бодрствовать; keep friendly оставаться по-прежнему дружелюбным; keep quiet about it никому об этом не рассказывать; keep cheerful быть неизменно веселым: the weather keeps fine (cool, dry, clear, etc.) [все. еще] стоит хорошая и т. д. погода; the meat (this milk, etc.) will keep good (sweet) till tomorrow мясо и т. д. до завтрашнего дня не испортится /простоит/
12. XVI
1) keep to (along, on, behind, etc.) smth., smb. keep to the house (to one's room, to one's office, etc.) не выходить из дому и т. д., keep to the left (to the right, to the middle of the road, to the side of the road, to the hedge, etc.) держаться левой стороны и т. д., идти по левой стороне и т. д.; keep to the north (to the south, etc.) все время идти /держать курс/ на север и т. д.; don't walk on the grass, keep to the path не ходите по траве, идите по дорожке; keep behind me идите за мной следом; keep along the river (along this road for two miles, along the railway line, etc.) идти вдоль /держаться/ реки и т. д., keep at a distance держаться в отдалении /на расстоянии/; keep abreast of /with/ smth. идти в ногу с чем-л.; keep abreast of the lorry (of the motor launch, etc.) не отставать от грузовика и т. д., keep abreast of /with/ the times идти в ногу со временем; keep abreast of /with/ the latest developments in one's subject (of /with/ the progress in technology, of /with/ the current events, with the news, etc.) быть в курсе последних достижений в своей области и т. д., keep abreast of /with/ the fashion не отставать от моды, следить за модой; keep to one's bed не вставать [с постели], быть больным || keep on good (equal, friendly, etc.) terms with smb. сохранять с кем-л. хорошие и т. д. отношения

2) keep out of / from/ smth. keep out of danger (out of trouble, out of harm, etc.) избегать опасности и т. д.; keep out of quarrel не вмешиваться /не встревать/ в ссору; keep out of mischief не проказничать, вести себя пристойно; keep out of the (smb.'s) way не вертеться (у кого-л.) под ногами, не мешать (кому-л.); keep from drink не пить /воздерживаться от/ алкогольных напитков

3) keep for (till, etc.) some time keep for months (for a few days, etc.) сохраняться /стоять/ месяцами и т. д.; these apples will keep till spring эти яблоки могут лежать до весны; keep in (on, etc.) smth. milk (fish, meat, etc.) will keep in the freezer (on ice, etc.) молоко и т. д. в морозильнике и т. д. хорошо сохраняется /не портится/; meat doesn't keep in hot weather в жаркую погоду мясо быстро портится || keep in good health оставаться здоровым, не болеть; keep in good repair быть в хорошем состоянии, не требовать ремонта

4) keep till (for) smth. the matter (the news, your story, etc.) will keep till morning (for another week, etc.) это дело и т. д. может подождать до утра и т. д., с этим делом и т. д. можно повременить до утра и т. д.

5) keep to smth. keep to the subject (to the point, to one's argument, to the same course of action, to the truth, etc.) не отклоняться /не отходить/ от темы и т. д.; keep to the rules /to the regulations/ соблюдать правила, действовать в соответствии с правилами; keep to the pattern придерживаться данного образца; keep to one's word /to one's promises, to the pledge/ сдержать данное слово; keep to one's determination неуклонно /твердо/ осуществлять свое намерение; keep to a strict diet соблюдать строгую диету, быть на строгой диете; keep to gruel (to plain food, etc.) сидеть на каше и т. д.; keep to one's native language (to the local dialect, etc.) пользоваться родным языком /говорить на родном языке/ и т. д., keep within smth. keep within one's income (within one's means, etc.) жить в соответствии со своим доходом и т. д., keep within the budget не выходить из бюджета; keep within the law держаться в рамках закона; keep within the bounds of truth and dignity не уклоняться от истины и не терять /не ронять/ достоинства; keep in touch with smb., smth. поддерживать связь /контакт/ с кем-л., чем-л.; keep in touch with everything не отставать от века, быть в курсе всего

6) keep at smth. keep at the subject (at one's French, etc.) упорно заниматься /работать над/ этим предметом и т. д.; keep at one's studies упорно заниматься; in spite of all we said he kept at the job несмотря на наши увещевания, он упорно делал /продолжал/ свое дело; keep at smb. keep at one's brother приставать к /надоедать/ своему брату; keep at him with appeals for money (for payment, for help, etc.) приставать к нему с просьбами дать денег и т. д.
13. XVII
keep from doing smth. keep from laughing (from crying, etc.) удерживаться от смеха и т. д.; I could not keep from smiling (from giving expression to my admiration, etc.) я не мог не улыбнуться и т. д.; I tried to keep from looking at her я старался не смотреть на нее
14. XVIII
keep to oneself my father (the boy, etc.) kept generally (most of the time, always, etc.) to himself мой отец и т. д. обычно и т. д. держался особняком / мало с кем общался/; keep smth. to oneself keep the news (the matter, one's impressions, one's remarks, etc.) to oneself держать эти новости и т. д. в тайне, никому не рассказывать этих новостей и т. д.; he kept his sorrow /grief/ to himself он ни с кем не делился своим горем; keep smth. about oneself keep some change about oneself иметь при себе мелочь; I never keep important papers about myself я никогда не ношу с собой важные документы; keep smth. for oneself you may keep the picture for yourself эту картину можете оставить себе /взять себе/ насовсем || keep oneself to oneself а) быть необщительным; б) держаться в стороне, не лезть в чужие дела
15. XXI1
1) keep smb., smth. in (at, on, under, eft.) smth. keep the child in bed держать ребенка в постели, не разрешать ребенку вставать; keep a rabbit in a box (lions at the zoo, a prisoner in a cell, a thief in prison, books in a bookcase, a stick in one's hand, etc.) держать кролика в ящике и т. д.; keep one's letters under lock and key держать свои письма под замком; keep a man in custody держать человека под арестом; keep smb. in irons держать кого-л. в кандалах, заковать кого-л. [в цепи]; keep the key in the lock (one's hands in one's pockets, etc.) не вынимать ключ из замка и т. д.; keep a revolver in one's pocket носить револьвер в кармане; keep one's money in a safe хранить деньги в сейфе; keep one's head above water держаться на поверхности; keep the river within its bed не дать реке выйти из берегов, удерживать реку в русле; keep the chain on the door держать дверь на цепочке; keep smb., smth. for some time will you keep my dog for a month? нельзя ли оставить у вас на месяц [мою] собаку?

2) keep smb., smth. at (from, out of) smth., smb. keep the students at work /at their job/ (at their studies, etc.) не разрешать студентам прекращать работу и т. д., you must keep him at his books вы должны следить, чтобы он усердно занимался; keep the boy at school оставлять мальчика в школе; keep children (workers, etc.) from [their] work (from their task, etc.) не давать детям и т. д. работать и т. д., these books keep me from work эти книги отвлекают меня от работы; keep the boy from school не пустить мальчика в школу; keep him from these people не давать ему общаться или водить дружбу с этими людьми; keep the tears from one's eyes удержать слезы; keep them from danger (the girl from all harm, etc.) уберегать их от опасности и т. д.; keep him out of my way! a) убери его с дороги!; б) пусть он не вертится у меня под ногами!; keep children out of school не пускать детей в школу, не давать детям учиться; keep children out of mischief не давать детям проказничать; keep her out of trouble (out of harm's way, etc.) уберечь ее от неприятностей и т. д.; how can we keep the boy out of her clutches? как нам оградить парня от ее влияния?

3) keep smth., smb. for (till, etc.) some time keep the fruit till evening оставить фрукты на вечер; she will keep the cake until tomorrow она оставит торт до завтрашнего дня /на завтра/; keep him for an hour задержи его на час; keep smth. for smth., smb. keep this meat for dinner (the wine for company, this bit of gossip for her, etc.) приберегать /оставлять/ это мясо на обед и т. д., keep the money for the future откладывать деньги на будущее; I keep the book for reference я держу эту книгу для справок; keep a seat for me займите мне место; I kept this picture for you я оставил эту картину для вас; keep smth. from smb. keep the news from her friends (something from me, etc.) утаивать эту новость от друзей и т. д., не сообщать эту новость друзьям и т. д., she can keep nothing from him она от него ничего не может скрыть

4) keep, smb. , smth. in (under) smth. keep the man in a state of fear (in awe of him, in suspense, in ignorance, etc.) держать человека в состоянии страха и т. д.; keep a child in good health [постоянно] следить за здоровьем ребенка; keep the village (enemy troops, etc.) under fire держать деревню и т. д. под огнем /под обстрелом/; keep the house (the ship. etc.) in good condition (in a state of repair, etc.) (содержать дом и т. д. в хорошем состоянии и т. д.; keep smth. under observation держать что-л. под наблюдением || keep him at a distance /at an arm's length/ не подпускать его близко, держать его на расстоянии; keep smb., smth. in mind помнить /не забывать/ кого-л., чего-л.; will you keep me in mind? вы будете иметь меня в виду?; keep smb. in the dark about smth. coll. не сообщать кому-л. /держать кого-л. в неведении/ относительно чего-л.; keep one's wife (one's mother, etc.) in the dark about one's plans держать жену и т. д. в неведении относительно своих планов; keep smb.'s mind off smth. отвлекать кого-л. от чего-л.; keep his mind off his troubles не давать ему думать о неприятностях; keep smb. to his promise /to his word/ вынудить / заставить/ кого-л. сдержать свое обещание ( свое слово); keep track of smth. следить за чем-л.; keep track of events быть в курсе событий, следить за событиями; keep smb., smth. in check сдерживать кого-л., что-л.; keep the epidemic of typhus (the process of erosion, the enemy, etc.) in check препятствовать распространению эпидемии тифа и т. д.

5) keep smth. for some time if you want to keep fish (meat, butter, etc.) for a long time (for a month, etc.) freeze it если вам надо сохранить рыбу и т. д. подольше /чтобы рыба и т. д. долго полежала/ и т. д., заморозьте ее

6) keep smb. on smth. keep the patient on a diet (on gruel, on milk, etc.) держать больного на диете и т. д., keep smth. at some level keep the temperature at 80° (the speed at 60 miles per hour, etc.) поддерживать /держать/ температуру на уровне восьмидесяти градусов и т. д. || keep расе /step/ with smb., smth. идти в ногу с кем-л., чем-л., не отставать от кого-л., чего-л.; keep расе with the times (with the events, with the rest of team, etc.) идти в ногу со временем и т. д., keep company with smb. дружить с кем-л.; keep company with grown-up girls водиться /дружить/ со взрослыми девочками

7) keep smb. at /in/ smth. keep employees at the office (the delegates at the conference, me at home, him in the country, etc.) задерживать служащих на работе и т. д., there was nothing to keep me in England меня ничего больше не задерживало /не удерживало/ в Англии

8) keep smth. against smb. keep a town (a fort, a castle, a road, etc.) against the enemy защищать город и т. д. от противника; keep smth. at smth. keep the goal at football стоять в воротах, защищать ворота [во время футбольного матча]

9) keep smb. on smth. he cannot keep a wife on his income на свои доходы он не может содержать жену; keep smb. in smth. coll. keep smb. in cigarettes (in chocolates, in nylons, etc.) хватать кому-л. на сигареты и т. д., keep oneself in clothes (in food, in beer, etc.) обеспечивать себя одеждой и т. д., such jobs barely kept him in clothes такие заработки едва покрывали его расходы на одежду; keep smb. in хате state the miser kept his mother and sister in poverty этот скупец держал свою мать и сестру в нищете

10) keep smth., smb. for smth. keep fruit (butter, fresh eggs, stamps, postcards, etc.) for sale торговать фруктами и т. д., иметь фрукты и т. д. в продаже; keep dogs (hens, birds, etc.) for sale держать собак и т. д. на продажу || keep eggs (butter, etc.) in store /in reserve/ иметь запасы яиц и т. д.; what do you keep in stock? что у вас есть в наличии /в ассортименте, в продаже/?
16. XXII
1) keep smb., smth. from doing smth. keep one's brother from going there (the child from talking too much, etc.) удерживать брата от этой поездки и т. д., не давать брату поехать туда и т. д.; keep him from asking questions не давай /не позволяй/ ему задавать вопросы; keep the enemy from getting to know our plans (the child from hurting himself, the girl from learning too much, etc.) не допустить, чтобы противник узнал о наших планах и т. д.; keep the old man from falling (the fruit from rotting, etc.) не дать старику упасть и т. д.; keep the child from eating too much не допускать, чтобы ребенок ел слишком много; what shall I do to keep this light dress from getting dirty? что мне делать, чтобы это светлое платье не пачкалось /не грязнилось/?; we must do something to keep the roof from falling надо что-то сделать, чтобы не обвалилась крыша; the noise kept him from sleeping шум мешал ему спать; urgent business kept us from joining you срочные дела помешали нам присоединиться к вам

2) || keep smb., smth. in training поддерживать кого-л., что-л. в хорошей форме; you should keep your memory in training вы должны все время тренировать память; what's the best way of keeping the team in training? как лучше всего держать команду в спортивной форме?
17. XXIV1
keep smth. as smth.

1) keep this photo (this little book, etc.) as a remembrance хранить эту фотографию и т. д. как память

2) keep the date as a day of mourning (as a jubilee, as a holiday, etc.) отмечать эту дату как день траура и т. д.
18. XXV
keep where... keep where you are не трогайтесь с места

English-Russian dictionary of verb phrases > keep
7 temps

temps [tɑ̃]

━━━━━━━━━

1. masculine noun

2. compounds

━━━━━━━━━

1. <

   a. (qui passe) time

• le temps time

• réaliser un très bon temps to achieve a very good time (PROV) le temps c'est de l'argent(PROV) time is money (PROV) il y a un temps pour tout there's a time for everything

• c'était le bon temps those were the days

• s'accorder un temps de réflexion to give o.s. time to think

• les temps modernes modern times

• les temps sont durs ! times are hard!

• les premiers temps at the beginning

• par les temps qui courent these days

• je me suis arrêté juste le temps de prendre un verre I stopped just long enough to have a drink

► ces derniers temps lately

► ces temps-ci these days

► tout le temps all the time

• l'air est presque tout le temps pollué the air is almost always polluted

• il se plaint tout le temps he complains all the time► peu de temps

• peu de temps avant Noël shortly before Christmas

• je l'ai vu peu de temps après I saw him shortly afterwards

• en peu de temps in a short time

• dans peu de temps before very long► il est temps

• il est temps de partir it's time to go

• il est temps qu'il parte it's time he went

• il est grand temps de réagir it's high time we took action► il était temps ! ( = ce n'est pas trop tôt) about time too! ; ( = c'était juste) it came in the nick of time!

► avoir + temps

• avoir le temps de faire qch to have time to do sth

• avoir le temps to have time

• je n'ai pas le temps I haven't got time

• je n'ai pas le temps de le faire I haven't got time to do it

• vous avez tout votre temps you have plenty of time► faire + temps

• il a fait son temps he has had his day

• il a fait son temps à la tête du parti his days as party leader are over

• ma machine à laver est morte, elle a fait son temps my washing machine is past praying for► mettre + temps

• la blessure mettra du temps à guérir the wound will take time to heal

• il a mis beaucoup de temps à se préparer he took a long time to get ready► passer + temps

• passer tout son temps à faire qch to spend all one's time doing sth

• cela fait passer le temps it passes the time

• comme le temps passe ! how time flies!► perdre + temps

• perdre du temps to waste time

• perdre son temps to waste one's time

• il n'y a pas de temps à perdre there's no time to lose

• le temps presse time is short► prendre + temps

• cela prend trop de temps it takes up too much time

• prendre du bon temps to have a good time

• prendre le temps de faire qch to find time to do sth

• prendre le temps de vivre to make time to enjoy life

• il a pris son temps ! he took his time!► à temps in time

• j'arrive à temps ! I've come just in time!► à plein temps full-time

• travailler à plein temps to work full-time► à temps partiel part-time

• travailler à temps partiel to work part-time► au + temps

• au temps où... in the days when...

• au temps de la marine à voile in the days of sailing ships

• au temps des Tudors in Tudor times

• au bon vieux temps in the good old days

• au temps pour moi ! my mistake!► avec le temps in time

• avec le temps, ça s'arrangera things will sort themselves out in time► dans + temps

• dans le temps in the old days

• être dans les temps (Sport) to be within the time limit ; [travail] to be on schedule ; ( = pas en retard) to be in time► de + temps

• de mon temps in my time

• il faut être de son temps you have to move with the times

• de tout temps from time immemorial

• de temps à autre

• de temps en temps from time to time► en + temps

• en temps de guerre in wartime

• en temps de paix in peacetime

• en temps de crise in times of crisis

• en ce temps-là at that time

• en temps et en heure in due course

• en temps normal usually

• en temps opportun at the appropriate time

• en temps voulu in due course

• en temps utile in due course► entre temps meanwhile

► pendant ce temps meanwhile

► pour un temps for a time

   b. ( = conditions atmosphériques) weather

• quel temps fait-il ? what's the weather like?

• il fait beau temps the weather's fine

• il fait mauvais temps the weather's bad

• le temps s'est mis au beau the weather has turned fine

• par mauvais temps in bad weather

• sortir par tous les temps to go out in all weathers

• avec le temps qu'il fait ! in this weather!

• il fait un temps de chien (inf) the weather's awful

   c. ( = phase) l'opération s'est déroulée en trois temps the operation was carried out in three phases

• dans un premier temps at first

• dans un deuxième temps subsequently

   d. (marquant un rythme) (Music) beat ; [d'exercice, mouvement] stage

• les temps forts d'un roman the powerful moments of a novel

• une valse à trois temps a waltz in triple time

• moteur à 4 temps 4-stroke engine

• un 2 temps a 2-stroke

   e. [de verbe] tense

• temps simple simple tense

• temps composé compound tense

• adverbe de temps adverb of time

2. <

► temps d'antenne airtime

► temps d'arrêt pause

• marquer un temps d'arrêt to pause ► temps de cuisson cooking time

► temps libre spare time

• comment occupes-tu ton temps libre ? what do you do in your spare time? ► temps mort (Football, rugby) injury time uncount ; (dans le commerce, le travail) slack period ; (dans la conversation) lull

► temps de parole (dans une émission) air time

► temps partagé

• le travail à temps partagé job-sharing ► temps de pose (Photography) exposure index

► temps de réaction reaction time

* * *
tɑ̃
nom masculin invariable

1) Météorologie weather [U]

un beau temps — fine weather

un temps de cochon — (colloq) lousy (colloq) weather

le temps est à la pluie — it looks like rain

le temps est à l'orage — there's going to be a storm

par temps clair — ( de jour) on a clear day; ( de nuit) on a clear night

par temps de pluie — when it rains

2) ( durée) time

peu de temps avant — shortly before

dans peu de temps — shortly

dans quelque temps — before long

(pendant) quelque or un certain temps — ( assez courte période) for a while; ( période plus longue) for some time

pendant or pour un temps — for a while

pendant ce temps(-là) — meanwhile

en un rien de temps — in no time at all

les trois quarts du temps — most of the time

depuis le temps que j'en parle! — I've been talking about it for long enough!

depuis le temps que ça existe, tu devrais être au courant — you should have known, it's been around for so long

le temps d'installation a été plus long que prévu — it took longer than expected to install

ils sont restés le temps de l'élection — they stayed just for the duration of the election

il a souri le temps de la photo — he smiled just long enough for the photo to be taken

un an, le temps d'écrire un roman — a year, just long enough to write a novel

le temps de me retourner, il avait disparu — by the time I turned round GB ou around, he had disappeared

le temps de ranger mes affaires et j'arrive — just let me put my things away and I'll be with you

(j'ai) pas l'temps! — (colloq) not now!

avoir tout le temps — to have plenty of time

avoir dix or cent fois le temps — to have all the time in the world

vous avez combien de temps pour le déjeuner? — how long do you have for lunch?

nous avons du temps devant nous — we have plenty of time

plus de temps que — longer than

ne pas prendre beaucoup de temps — not to take long

tu as mis combien de temps? — how long did it take you?

ça a pris or mis un temps fou — (colloq) it took ages (colloq)

tu y as mis le temps!, tu en as mis du temps! — you (certainly) took your time!

j'y mettrai le temps qu'il faudra, mais je le ferai — however long it takes, I'll get it done

le temps passe vite — time flies

faire passer le temps — to while away the time ( en faisant doing)

j'ai perdu un temps fou — (colloq) I've wasted loads (colloq) of time

avoir du temps à perdre — to have time on one's hands

faire quelque chose à temps perdu — to do something in one's spare time

le temps presse! — time is short!

j'ai trouvé le temps long — (the) time seemed to drag

nous sommes dans les temps — we've still got time

finir dans les temps — to finish in time

3) ( moment) time

de temps en temps, de temps à autre — from time to time

il était temps! — ( marquant l'impatience) (and) about time too!; ( marquant le soulagement) just in the nick of time!

il est temps — it's about time

il est grand temps — it's high time ( de faire to do)

il n'est plus temps de faire — it's too late to do

en temps utile — in time

en temps voulu — ( à venir) in due course; ( quand il aurait fallu) at the right time

ne durer qu'un temps — to be short-lived

4) ( époque) time

au temps des dinosaures — in the age of the dinosaurs

au or du temps où — in the days when

regretter le temps où — to feel nostalgia for the days when

le bon vieux temps — the good old days (pl)

c'était le bon temps! — those were the days!

ces derniers temps — recently

ces temps-ci — lately

de mon temps — in my day

dans le temps, j'étais sportif — in my day, I did a bit of sport

dans le temps, on n'avait pas l'électricité — in those days, we didn't have electricity

depuis le temps, les choses ont dû bien changer — since then things must have really changed

il est loin le temps où — the days are long gone when

en temps normal — usually

en d'autres temps — at any other time

en temps de paix — in peacetime

être de son temps — to move with the times

être en retard sur son temps — to be behind the times

avoir fait son temps — [prisonnier, militaire] to have served one's time; [fonctionnaire, diplomate] to have put in one's time; [personne usée] to have outlived one's usefulness, to be past it (colloq); [produit à la mode, appareil, voiture] to have had its day

5) ( phase) stage

dans un premier temps — first

dans un deuxième temps — subsequently

dans un dernier temps — finally

6) Linguistique ( de verbe) tense

adverbe de temps — adverb of time

7) ( de travail) time

avoir un travail à temps partiel/plein — to have a part-/full-time job

temps de travail quotidien — working day GB, workday US

8) Sport time

il a réalisé le meilleur temps — he got the best time

rester dans les temps — to be inside the time

9) ( de moteur) stroke

moteur à quatre temps — four-stroke engine

10) Musique time

mesure à deux temps — two-four time

•

Phrasal Verbs:

- temps d'antenne

- temps d'attente

- temps fort

- temps mort

- temps de positionnement or de recherche

- temps universel

••

au temps pour moi! — my mistake!

le temps perdu ne se rattrape jamais — Proverbe you can't make up for lost time

par les temps qui courent — with things as they are

prendre le temps comme il vient — to take things as they come

prendre or se payer (colloq) du bon temps — to have a whale of a time

* * *
tɑ̃ nm
1) (atmosphérique) weather

il fait beau temps — the weather is fine

il fait mauvais temps — the weather is bad

quel temps fait-il? — what's the weather like?

2) (qui passe) time

avoir le temps — to have time

Je n'ai pas le temps. — I haven't got time.

avoir tout le temps — to have plenty of time

avoir juste le temps — to have just enough time

prendre son temps — to take one's time

avoir fait son temps — to have had its day

Cette idée a fait son temps. — This idea has had its day.

3) (= époque) time, times pl

les temps changent — times are changing

les temps sont durs — times are hard

en temps de guerre — in wartime

en temps de paix — in peacetime

dans le temps — in the old days

Dans le temps, on pouvait circuler à vélo sans danger. — In the old days, it was safe to go around by bike.

de tout temps — always

du temps que — at the time when, in the days when

du temps où; au temps où — at the time when

4) (= moment)

il est temps de... — It's time to...

Il est temps qu'il prenne sa retraite. — It's time for him to retire.

en temps utile; en temps voulu — in due time, in due course

de temps en temps; de temps à autre — from time to time, now and again

en même temps — at the same time

à temps [partir, arriver] — in time

Il est arrivé à temps pour le match. — He arrived in time for the match.

juste à temps — just in time

pendant ce temps — in the meantime

5) LINGUISTIQUE tense

6) MUSIQUE beat

7) TECHNIQUE stroke

8) (autres locutions)

à plein temps; à temps complet [travailler] — full time, (emploi) full-time

Elle travaille à plein temps. — She works full time.

à temps partiel [travailler] — part time, (emploi) part-time

le travail à temps partiel — part-time work

* * *

temps ⇒ La mesure du temps nm inv

1 Météo weather ¢; un or du temps gris grey GB ou gray US weather; un beau temps fine weather; quel beau/sale temps! what lovely/awful weather!; il faisait un temps merveilleux/de cochon it was marvellous^GB/lousy weather; le mauvais temps nous a empêchés de sortir the bad weather stopped us from going out; le temps est à la pluie/neige it looks like rain/snow; le temps est à l'orage there's going to be a storm; le temps se met à la pluie the weather is turning to rain; vu le temps qu'il fait (what) with the weather as it is; quel temps fait-il? what's the weather like?; ça dépendra du temps qu'il fera it'll depend on the weather; par beau/mauvais temps in fine/bad weather, when the weather's fine/bad; par beau temps, on peut voir la tour on a clear day ou when the weather's fine, you can see the tower; par un si beau temps, tu devrais sortir! with such fine weather, you should go out!; par temps clair ( de jour) on a clear day; ( de nuit) on a clear night; par temps de pluie/neige when it rains/snows, in rainy/snowy weather; par tous les temps in all weathers; ⇒ pluie;

2 ( notion) time; la fuite du temps the swift passage of time; le temps efface tout everything fades with time; oublier avec le temps to forget in ou with time; avec le temps, on s'y fait you get used to it in ou with time; le temps arrangera les choses time will take care of everything, it'll be all right in the end; ⇒ vivre;

3 ( durée) peu de temps avant/après shortly before/after; en peu de temps in a short time; dans peu de temps shortly, before long; il y a or ça fait peu de temps que le train est parti the train left a short time ago; d'ici or dans quelque temps before long; (pendant) quelque or un certain temps ( assez courte période) for a while; ( période plus longue) for some time, for quite a while; depuis quelque or un certain temps il est bizarre he has been behaving oddly for a while now ou for some time now; il y a quelque or beau or un certain temps qu'on ne l'a pas vue it's been some time since anyone saw her; pendant or pour un temps for a while; pendant tout un temps for quite a while; pendant ce temps(-là) meanwhile, in the meantime; qu'as-tu fait tout ce temps(-là)? what have you been doing all this time?; qu'as-tu fait pendant (tout) ce temps(-là)? what did you do all that time?; en un rien de temps in next to no time, in no time at all; la plupart or les trois quarts du temps most of the time; tout le temps all the time; depuis le temps que j'en parle all this time I've been talking about it; depuis le temps que ça existe, tu devrais être au courant you should have known, it's been around for so long; le temps d'installation a été plus long que prévu it took longer than expected to install; le temps de la fouille m'a paru interminable the search seemed to go on forever; le temps d'un après-midi/d'un week-end/d'un instant just for an afternoon/a weekend/a minute; ils sont restés le temps de l'élection they stayed just for the duration of the election; il a souri le temps de la photo he smiled just long enough for the photo to be taken; un an, le temps d'écrire un roman a year, just long enough to write a novel; le temps de me retourner or que je me retourne, il avait disparu by the time I turned round GB ou around, he had disappeared; le temps de ranger mes affaires et j'arrive just let me put my things away and I'll be with you; avoir/ne pas avoir le temps to have/not to have (the) time (pour for; de faire to do); je n'ai plus beaucoup de temps I haven't got much time left; (j'ai) pas l'temps○! not now!; on a le temps we've got (plenty of) time; si tu as le temps, pourrais-tu…? if you've got time, could you…?; avoir juste le temps to have just (enough) time; avoir tout le temps to have bags○ of time ou plenty of time; avoir dix or cent fois le temps to have all the time in the world; je n'avais que le temps de faire I only had time to do; vous avez combien de temps pour le déjeuner? how long do you have for lunch?; avoir du temps (de) libre to have (some) free time; nous avons du temps devant nous we have plenty of time, we have time to spare; tu as vraiment du temps devant toi! iron have you got time to kill?; je n'ai pas le temps matériel de faire, je n'ai matériellement pas le temps de faire there just aren't enough hours in the day (for me) to do; consacrer du temps à qn/qch to devote time to sb/sth GB, to spend time on sb/sth; donner or laisser à qn le temps de faire to give sb time to do; mettre or prendre du temps to take time (à faire, pour faire to do); il faut du temps pour faire it takes time to do; beaucoup de temps [mettre, prendre] a long time; moins de temps que [falloir, mettre, prendre] less time than; plus de temps que [falloir, mettre, prendre] longer than; prendre peu de temps not to take a long time, not to take long; ne pas prendre beaucoup de temps not to take long; il m'a fallu or cela m'a pris or j'ai mis beaucoup de temps it took (me) a long time; il t'a fallu or cela t'a pris or tu as mis combien de temps? how long did it take you?; ça a pris or mis un temps fou○ it took ages○; prendre le temps de faire to take the time to do; prendre son temps to take one's time; prendre tout son temps to take all the time one needs; les enfants prennent tout mon temps the children take up all my time; tu y as mis le temps!, tu en as mis du temps! you (certainly) took your time!; j'y mettrai le temps qu'il faudra, mais je le ferai however long it takes, I'll get it done; le temps que met sa lumière à nous parvenir the time its light takes to reach us; si tu savais le temps que ça (m')a pris! if you knew how long it took (me)!; le temps passe vite time flies; le temps passe et rien n'est prêt time's slipping by and nothing's ready; laisser passer le temps to let time slip by; ça passe le temps it passes the time; faire passer le temps to while away the time (en faisant doing); passer (tout) son temps à faire to spend (all of) one's time doing; passer le plus clair de son temps à faire to spend most of one's time doing; perdre du temps to waste time (à qch, en qch on sth; à faire doing); perdre son temps to waste one's time; nous avons perdu beaucoup de temps à discuter or en discussions we've wasted a lot of time arguing; j'ai perdu un temps fou○ I've wasted loads○ of time (à faire doing); avoir du temps à perdre to have time on one's hands; c'est du temps perdu, c'est une perte de temps it's a waste of time; cette visite, c'était vraiment du temps (de) perdu that visit was a real waste of time; faire qch à temps perdu to do sth in one's spare time; il n'y a plus de temps/pas de temps à perdre there's no more time/no time to lose; le temps presse! time is short!; être pressé par le temps to be pressed ou pushed for time; trouver le temps de faire to find (the) time to do; j'ai trouvé le temps long (the) time seemed to drag, time went really slowly; être dans les temps Sport to be within the time; nous sommes dans les temps we've still got time; finir dans les temps to finish in time;

4 ( moment) time; à temps [partir, terminer] in time; juste à temps just in time; de temps en temps, de temps à autre from time to time, now and then; en même temps at the same time (que as); je suis arrivé en même temps qu'elle I arrived at the same time as her ou as she did; le temps est venu de faire the time has come to do; il y a un temps pour tout there's a time for everything; il était temps! ( marquant l'impatience) (and) about time too!; ( marquant le soulagement) just in the nick of time!; il est temps, il n'est que temps it's about time; il est grand temps it's high time (de faire to do); il n'est que temps de partir it's high time we left; il est temps de partir or que nous partions it's time we left; il est temps que tu fasses it's time you did ou for you to do; il n'est plus temps de faire it's too late to do; en temps utile in time; en temps voulu in due course; en temps opportun at the appropriate time; en temps et lieu at the right time and place; la mesure/décision a été prise en son temps the measure/decision was taken at the right time ou when it should have been;

5 ( époque) au or du temps des Grecs in the time of the Greeks; au or du temps de mes grand-parents/de César in my grandparents'/Caesar's time; les temps modernes/préhistoriques modern/prehistoric times; le temps des semailles/examens sowing/exam time; au temps des dinosaures/de l'exploration spatiale in the age of the dinosaurs/of space exploration; au or du temps où in the days when; regretter le temps où to feel nostalgia for the days when; l'échelle des temps géologiques the scale of geological ages; les temps héroïques de the heroic days of; le bon or beau temps de l'expansion the good old days (pl) of expansion; le bon vieux temps the good old days (pl); comme au bon vieux temps as in the good old days; c'était le bon temps! those were the days!; au plus beau temps de in the heyday of; au pire temps de in the worst days of; l'événement le plus grand/extraordinaire de tous les temps the greatest/most extraordinary event of all time; les temps sont durs times are hard; ces derniers temps, ces temps derniers recently; ces temps-ci lately; en tout temps at all times; de mon/leur temps in my/their day ou time; dans le temps, j'étais sportif in my day, I did a bit of sport; dans le temps, on n'avait pas l'électricité in those days, we didn't have electricity; depuis le temps, les choses ont dû bien changer since then things must have really changed; il est loin le temps où the days are long gone when; il n'est pas loin le temps où tu n'étais qu'une enfant it's not so long ago that you were but a child; n'avoir or ne durer qu'un temps to be short-lived; en un temps où at a time when; en temps normal or ordinaire usually; en d'autres temps at any other time; en temps de paix/guerre in peacetime/wartime; en ces temps de pénurie/d'abondance in these times of hardship/of plenty; en ce temps-là at that time; être de son temps to move with the times; être en avance sur son temps to be ahead of one's time; être en retard sur son temps to be behind the times; avoir fait son temps [prisonnier, militaire] to have served one's time; [fonctionnaire, diplomate] to have put in one's time; pej [personne usée] to have outlived one's usefulness, to be past it○; [produit à la mode, appareil, voiture] to have had its day; ⇒ mœurs;

6 ( phase) stage; en deux temps in two stages; temps mort (d'activité, de travail) slack period; dans un premier temps first; dans un deuxième temps subsequently; dans un dernier temps finally; ⇒ deux;

7 Ling ( de verbe) tense; les temps simples/composés/du passé simple/compound/past tenses; adverbe de temps adverb of time;

8 Entr ( de travail) time; avoir un travail à temps partiel/plein to have a part-/full-time job; travailler à temps partiel to work part-time; travailler à temps plein or à plein temps or à temps complet to work full-time; être employé à plein temps to be in full-time work; je cherche un temps partiel○ I'm looking for a part-time job; temps de travail working hours (pl); temps de travail quotidien working day GB, workday US; temps de travail hebdomadaire working week GB, workweek US;

9 Sport time; un excellent temps an excellent time; il a fait or réalisé le meilleur temps he got the best time; améliorer son temps d'une seconde to knock a second off one's time; être or rester dans les temps to be inside the time; jouer les temps d'arrêt ( au football) to play injury time;

10 Mécan ( de moteur) stroke; moteur à quatre temps four-stroke engine;

11 Mus time; temps de valse waltz time; mesure à deux/trois/quatre temps two-four/three-four/four-four time.

Composés

temps d'accès access time; temps d'antenne airtime; temps d'arrêt Ordinat down time; temps atomique international, TAI international atomic time, TAI; temps d'attente Ordinat latency, waiting time; temps choisi Entr flexitime; temps civil Admin local time; temps différé Ordinat batch mode; temps d'exploitation operating time; temps faible Mus piano; temps fort Mus forte; fig high point; temps d'indisponibilité unavailable time; temps légal Admin local time; temps mort Ordinat idle time; temps partagé Ordinat time-sharing; en temps partagé time-sharing ( épith); temps de pose Phot exposure time; temps de positionnement Ordinat seek time; temps primitifs Ling principal parts of the verb; temps de réaction Psych reaction time; temps de recherche = temps de positionnement; temps réel Ordinat real time; en temps réel real-time ( épith); temps de réponse response time; temps sidéral sidereal time; temps solaire solar time; temps solaire moyen/vrai mean/true solar time; temps universel Greenwich Mean Time, GMT, universal time; temps universel coordonné, TUC universal time coordinated, UTC; temps de vol flying time.

Idiomes

au temps pour moi! my mistake!; il y a un temps de se taire et un temps de parler there is a time to keep silence and a time to speak; le temps perdu ne se rattrape jamais or ne revient point Prov you can't make up for lost time; par le temps qui court, par les temps qui courent with things as they are; prendre le temps comme il vient to take things as they come; prendre or se donner or se payer○ du bon temps to have a whale of a time.

[tɑ̃] nom masculin

A.[CLIMAT] weather

quel temps fait-il à Nîmes? what's the weather like in Nîmes?

avec le temps qu'il fait, par ce temps in this weather

il fait un temps gris it's overcast, the weather's dull (UK) ou gloomy

par beau temps ou par temps clair, on voit la côte anglaise when it's fine ou on a clear day, you can see the English coast

B.[DURÉE]

1. [écoulement des jours]

le temps time

comme le temps passe!, comme ou que le temps passe vite! how time flies!

le Temps Old Father Time

2. [durée indéterminée] time (substantif non comptable)

c'est du temps perdu it's a waste of time

mettre du temps à faire quelque chose to take time to do something

mettre du temps à se décider to take a long time deciding ou to decide

passer son temps à: je passe mon temps à lire I spend (all) my time reading

pour passer le temps to while away ou to pass the time

prendre du temps to take time

ça prendra le temps qu'il faudra ou que ça prendra (familier) it'll take as long as it takes

trouver le temps long to feel time dragging by

3. [durée nécessaire] time (substantif comptable)

le temps que: calculer le temps que met la lumière pour aller du Soleil à la Terre to compute the time that light takes to go from the Sun to the Earth

va chercher du lait, le temps que je fasse du thé go and get some milk while I make some tea

le temps de: le temps de faire quelque chose (the) time to do something

le temps d'enfiler un manteau et j'arrive just let me put on a coat and I'll be with you

juste le temps de les entendre just long enough to hear them

avoir le temps de faire quelque chose to have (the) time to do something

prendre son temps to take one's time

surtout prends ton temps! (ironique) take your time, won't you?, don't hurry, will you?

prendre le temps de faire quelque chose to take the time to do something

temps de cuisson/préparation CUISINE cooking/preparation time

un temps partiel a part-time job

un temps plein ou plein temps a full-time job

être ou travailler à temps partiel to work part-time

être ou travailler à plein temps ou à temps plein to work full-time

travailler à temps complet to work full-time

faire un trois quarts (de) temps ≃ to work 30 hours per week

le temps de la réflexion time to think

diminuer le temps de travail to reduce working hours

4. [loisir] time (substantif comptable)

maintenant qu'elle est à la retraite, elle ne sait plus quoi faire de son temps now that she's retired, she doesn't know how to fill her time

avoir du temps ou le temps to have time

mon train est à 7 h, j'ai grandement ou tout le temps my train is at 7, I've plenty of time (to spare)

avoir tout son temps to have all the time in the world

ne nous pressons pas, on a tout notre temps! (ironique) couldn't you go (just) a little bit slower?

avoir du temps devant soi to have time to spare ou on one's hands

temps libre free time

avoir du temps libre to have some spare time

5. [moment favorable]

il est temps: il est (grand) temps! it's high time!, it's about time!

la voilà — il était temps! here she is — it's about time ou and not a minute too soon ou and about time too!

il était temps, le bol allait tomber that was close, the bowl was about to fall

il n'est plus temps time's run out

il est temps de now's the time for

il n'est plus temps de discuter, il faut agir the time for discussion is past ou enough talking, we must act

il est temps que tu t'inscrives you'd better enrol soon, it's time you enrolled

le temps était venu pour moi de partir the time had come for me to ou it was time for me to leave

6. [époque déterminée] time (substantif comptable)

le temps n'est plus aux querelles we should put quarrels behind us, the time for quarelling is past

il fut un temps où... there was a time when...

le temps n'est plus où... gone are the days when...

la plus grande découverte de notre temps the biggest discovery of our time

être en avance/en retard sur son temps to be ahead of/behind one's time

être de son temps to move with the times

il n'était pas de son temps

a. [en retard] he was out of step with his time

b. [en avance] he was ahead of his time

dans mon jeune temps when I was young, in my younger days

j'ai cru, un temps, que... I thought, for a while, that...

il y a un temps pour tout there's a time for everything

elle est fidèle — ça n'aura ou ne durera qu'un temps she's faithful — it won't last

faire son temps [détenu, soldat] to do ou to serve one's time

la cafetière/mon manteau a fait son temps (familier) the coffee machine's/my coat's seen better days

des idées qui ont fait leur temps outmoded ideas

en temps normal ou ordinaire usually, in normal circumstances

en temps voulu in good time

en temps utile in due time ou course

en son temps in due course

chaque chose en son temps there's a right time for everything

7. [saison, période de l'année] time (substantif comptable), season

le temps des moissons harvest (time)

le temps des cerises/pêches the cherry/peach season

8. [phase - d'une action, d'un mouvement] stage

dans un premier temps first

dans un deuxième temps secondly

dans un troisième temps thirdly

9. INFORMATIQUE time

temps d'accès/d'amorçage access/start-up time

temps partagé time sharing

temps réel real time

traitement en temps réel real-time processing

travailler en temps réel to work in real time

10. LINGUISTIQUE tense

11. MÉCANIQUE stroke

12. MUSIQUE beat

valse à trois temps waltz in three-four time

13. RELIGION

le temps de l'avent/du carême (the season of) Advent/Lent

le temps pascal Easter time, Eastertide

14. SPORT [d'une course] time

elle a fait le meilleur temps aux essais hers was the best time ou she was the fastest in the trials

ESCRIME [durée - d'une action] time, temps ; [ - d'un combat] bout

————————

[tɑ̃] nom masculin pluriel

[époque] times, days

les temps sont durs ou difficiles! times are hard!

les temps modernes/préhistoriques modern/prehistoric times

————————

à temps locution adverbiale

in time

je n'arriverai/je ne finirai jamais à temps! I'll never make it/I'll never finish in time!

————————

à temps perdu locution adverbiale

in one's spare time, in a spare moment

————————

au même temps

→ link=enen même temps

————————

au même temps que

→ link=enen même temps que

————————

au temps de locution prépositionnelle

in ou at the time of, in the days of

au temps de Voltaire in Voltaire's time ou day

au temps jadis locution adverbiale

in times past, in the old days

au temps où locution conjonctive,

au temps que locution conjonctive

in the days when, at the time when

————————

avec le temps locution adverbiale

with the passing of time

avec le temps, tout s'arrange time is a great healer

ces temps-ci locution adverbiale

these days, lately

dans ce temps-là locution adverbiale

in those days, at that time

dans le même temps

→ link=enen même temps

dans le même temps que

→ link=enen même temps que

dans le temps locution adverbiale

before, in the old days

————————

dans les temps locution adverbiale

on time

être dans les temps

a. [pour un travail] to be on schedule ou time

b. [pour une course] to be within the time (limit)

de temps à autre locution adverbiale,

de temps en temps locution adverbiale

from time to time, occasionally, (every) now and then

————————

du temps de locution prépositionnelle

du temps de Louis XIV in the days of Louis the XIVth

du temps de notre père, tu n'aurais pas osé when our father was (still) alive, you wouldn't have dared

de mon temps, ça n'existait pas when I was young ou in my day, there was no such thing

du temps où,

du temps que

→ link=auau temps où

en ce temps-là

→ link=dansdans ce temps-là

en même temps locution adverbiale

at the same time

en même temps que locution conjonctive

at the same time as

————————

en temps de locution prépositionnelle

en temps de guerre/paix in wartime/peacetime

en temps de prospérité/récession in times of prosperity/recession

en temps et lieu locution adverbiale

in due course ou time, at the proper time and place

en un temps où locution conjonctive

at a time when

————————

par les temps qui courent locution adverbiale

(familier) (things being as they are) these days ou nowadays

tout le temps locution adverbiale

all the time, always

ne me harcèle pas tout le temps! don't keep on pestering me!

————————

temps fort nom masculin

MUSIQUE strong beat

(figuré) high point, highlight

un des temps forts du festival one of the high points ou highlights of the festival

————————

temps mort nom masculin

1. [au basketball, au volleyball] time-out

2. (figuré) lull, slack period

[dans une conversation] lull, pause

Dictionnaire Français-Anglais > temps

8 want

wont
1. verb
1) (to be interested in having or doing, or to wish to have or do (something); to desire: Do you want a cigarette?; She wants to know where he is; She wants to go home.) querer; desear

2) (to need: This wall wants a coat of paint.) necesitar, precisar, requerir

3) (to lack: This house wants none of the usual modern features but I do not like it; The people will want (= be poor) no longer.) carecer (de); pasar miseria/necesidad

2. noun
1) (something desired: The child has a long list of wants.) deseo

2) (poverty: They have lived in want for many years.) pobreza, miseria

3) (a lack: There's no want of opportunities these days.) falta, ausencia; escasez

•

- wanted
- want ad
- want for

want¹ n falta / necesidad

want² vb

1. querer

what do you want to do? ¿qué quieres hacer?

I want you to help me quiero que me ayudes

2. necesitar

the door wants a coat of paint la puerta necesita una mano de pintura

3. deber

you don't want to do it like that! ¡no deberías hacerlo así!

wanted se busca / se necesita

want

tr[wɒnt]

noun

1 (lack) falta, carencia

■ for want of anywhere better to go a falta de algún sitio mejor adonde ir

■ not for want of trying no por falta de esfuerzos

■ they died from want of food and water murieron por falta de comida y agua

2 (desire, need) necesidad nombre femenino

■ all their wants were satisfied se satisficieron todas sus necesidades

3 (poverty) miseria, indigencia

transitive verb

1 (gen) querer

■ they want to go home quieren irse a casa

■ I want you to come with me quiero que me acompañes

■ what do you want to drink? ¿qué quieres beber?

■ he wants to be a fireman quiere ser bombero

■ you don't have to come if you don't want to no tienes que venir si no quieres

■ how much do you want for the bike? ¿cuánto pides por la bici?

■ what more do you want? ¿qué más quieres?

2 familiar (need) necesitar

■ the door wants a coat of paint la puerta necesita una mano de pintura

■ you want your head examined tú estás mal de la cabeza

■ I've got a few jobs that want doing tengo unos trabajillos que hacer

■ it still wants cooking a bit more todavía hace falta guisarlo un poco más

■ that boy wants a good telling-off una bronca no le vendría mal a ese chico

3 familiar (ought to) deber

■ you want to see the doctor deberías ir a ver al médico

4 formal use (lack) necesitar, carecer de, faltar

5 (require to be present) buscar, requerir la presencia de; (seek, hunt) buscar

■ the boss wants you el jefe quiere verte

■ you're wanted upstairs requieren tu presencia arriba

■ he's wanted by the police lo busca la policía

■ you're wanted on the phone te llaman por teléfono

6 (desire) desear, querer

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

in want of something necesitar

to be in want estar necesitado,-a

not to want to know (about something) no querer saber nada de algo

to want some doing exigir mucho esfuerzo

want ad SMALLAMERICAN ENGLISH/SMALL anuncio pequeño

want ['wɑnt, 'wɔnt] vt

1) lack: faltar

2) require: requerir, necesitar

3) desire: querer, desear

want n

1) lack: falta f

2) destitution: indigencia f, miseria f

3) desire, need: deseo m, necesidad f

want

v.

• carecer v.

• carecer de v.

• desear v.

• estar necesitado v.

• faltar v.

• necesitar v.

• querer v.

(§pret: quis-) fut/c: querr-•)

n.

• apuro s.m.

• carencia s.f.

• carestía s.f.

• deseo s.m.

• escasez s.f.

• falta s.f.

• laceria s.f.

• menester s.m.

• necesidad s.f.

• pobreza s.f.

I
1. wɔːnt, wɒnt
transitive verb

1)

a) (require, desire) querer*

(it's) just what I('ve) always wanted! — (set phrase) (es) justo lo que quería!

the boss wants you — el jefe te quiere ver or quiere hablar contigo

he's wanted on the phone — hay una llamada para él, lo llaman por teléfono

I know when I'm not wanted! — sé muy bien cuando estoy de más

she wants it ready today — quiere que esté listo hoy

does he want the book back? — ¿quiere que le devuelvan (or le devolvamos etc) el libro?

everything you could want from a car — todo lo que se le puede pedir a un coche

to want to + INF — querer* + inf

she can be charming when she wants to (be) — es un encanto cuando quiere or cuando se lo propone

to want somebody/something to + INF — querer* que alguien/algo (+ subj)

what do you want me to do? — ¿qué quieres que haga?

to want somebody/something -ING — querer* que alguien/algo (+ subj)

he doesn't want them snooping around — no quiere que anden husmeando por allí

b) \<\<police\>\> buscar*

wanted — se busca

he is wanted for murder/for questioning — lo buscan por asesinato/para interrogarlo

c) ( as price for something) pedir*

how much does she want for the picture? — ¿cuánto pide por el cuadro?

d) \<\<person\>\> ( sexually) desear

2) ( need) necesitar

that child wants a good thrashing — a ese niño le hace falta una buena paliza

gardener wanted — se necesita or se precisa jardinero

we all like to feel wanted — a todos nos gusta sentir que nos necesitan

the last thing I want is a cold — maldita la falta que me hace resfriarme ahora

you want to see a doctor — tienes que ver a un médico

the house wants cleaning — hay que limpiar la casa

2.

vi ( lack) (frml) (usu with neg)

you/they will want for nothing — no te/les faltará nada

II

noun

1) c u (requirement, need) necesidad f

to be in want of something — tener* necesidad de algo

2) u (lack, absence) falta f, carencia f (frml)

for want of something — a falta de algo

if she doesn't become champion, it won't be for want of trying — si no llega a ser campeona, no será porque no lo haya intentado

3) u (destitution, penury) miseria f, indigencia f

[wɒnt]
1. VT

1) (=desire, wish for)

a) querer

I don't want anything more to do with him — no quiero tener nada más que ver con él

I want my mummy! — ¡quiero que venga mi mamá!

he wants a lot of attention — quiere que le presten mucha atención

I don't want you interfering! — ¡no quiero que te entrometas!

• I've always wanted a car like this — siempre he querido un coche como este

• we only want the best/what's best for you — solo queremos lo mejor para ti

• what do you want for your birthday? — ¿qué quieres por tu cumpleaños?

• what I want from a computer is... — lo que quiero de un ordenador es...

I want an explanation from you — quiero que me des una explicación

• she was everything he wanted in a woman — era todo lo que él quería en una mujer

• food was the last thing I wanted — comida era lo último que quería

• I know when I'm not wanted — sé muy bien cuando sobro or estoy de más

• where do you want the table? — ¿dónde quieres que pongamos la mesa?

• what does he want with/of me? — ¿qué quiere de mí?

- you've got him where you want him

b) (with complement)

• I want my son alive — quiero a mi hijo vivo

• you want her back, don't you? — quieres que vuelva, ¿no?

• I want him dead! — ¡lo quiero muerto!

• I want her sacked! — ¡quiero que se la despida!, ¡quiero que la despidan!

c) (with infinitive)

to want to do sth — querer hacer algo

I was wanting to leave anyway — de todas formas yo ya quería marcharme

if you really want to know — si de verdad lo quieres saber

I don't want to — no quiero

to want sb to do sth — querer que algn haga algo

• the last thing we want is for them to feel obliged to help — lo último que queremos es que se sientan obligados a ayudar

• without wanting to sound big-headed, I think I'll succeed — no quiero parecer engreído pero pienso que voy a tener éxito

• I wouldn't want to hurt their feelings/cause them any problems — no quisiera herir sus sentimientos/causarles ningún problema

d) (sexually)

to want sb — desear a algn

2) (=ask for) [+ money] querer, pedir

• she wants £500 for the car — quiere or pide 500 libras por el coche

how much do you want for it? — ¿cuánto quiere or pide?

• you don't want much! — iro ¡anda que no pides nada! iro

3) (=seek) [police] buscar

wanted (dead or alive) — se busca (vivo o muerto)

wanted: general maid — se necesita asistenta

• he is wanted for robbery — se le busca por robo

• you're wanted in the kitchen — te buscan en la cocina

the boss wants you in his office — el jefe quiere verte en su oficina

• you're wanted on the phone — te llaman al teléfono

4) (=need, require) [person] necesitar

children want lots of sleep — los niños necesitan or requieren muchas horas de sueño

this car wants cleaning — a este coche le hace falta una limpieza, a este coche hay que limpiarlo

he wants locking up! — está loco de atar *

• that's the last thing I want! * — ¡solo me faltaba eso! *

• you want to be more careful when you're driving — tienes que tener más cuidado al conducir

you want to see his new boat! — ¡tienes que ver su nuevo barco!

• what you want is a good hiding — lo que necesitas or te hace falta es una buena paliza *

what do you want with a house that size? — ¿para qué quieres una casa tan grande?

5) (=lack)

• the contract wants only her signature — al contrato solo le falta su firma

it only wanted the parents to come in — solo faltaba que llegaran los padres

2. VI

1) (=wish, desire) querer

you're welcome to stay if you want — te puedes quedar si quieres

• I want for you to be happy — (US) quiero que seas feliz

2) (=lack)

• they will not want for money or food — no les faltará ni dinero ni comida

they want for nothing — no les falta de nada
waste 3., 1)
3. N

1) (=lack) falta f

it showed a want of good manners — demostró una falta de educación

• for want of sth — (at beginning of clause) a falta de algo; (at end of clause) por falta de algo

for want of anything better to do, I decided to go home — a falta de algo mejor que hacer, decidí irme a casa

I decided to go home for want of anything better to do — decidí irme a casa por falta de algo mejor que hacer

for want of a better word — a/por falta de una palabra más apropiada

he never did become a minister, but it was not for want of trying — nunca llegó a ministro, pero no fue por falta de intentarlo

2) (=need) necesidad f

• she had servants to attend to her every want — tenía sirvientes que atendían todas y cada una de sus necesidades

• my wants are few — necesito poco

• to be in want of sth — necesitar algo

3) (=poverty) necesidad f, penuria f

• to be in want — estar necesitado

to live in want — pasar necesidades, vivir en la penuria

4.

CPD

want ad * N — (US) anuncio m clasificado

- want in

- want out

* * *

I
1. [wɔːnt, wɒnt]
transitive verb

1)

a) (require, desire) querer*

(it's) just what I('ve) always wanted! — (set phrase) (es) justo lo que quería!

the boss wants you — el jefe te quiere ver or quiere hablar contigo

he's wanted on the phone — hay una llamada para él, lo llaman por teléfono

I know when I'm not wanted! — sé muy bien cuando estoy de más

she wants it ready today — quiere que esté listo hoy

does he want the book back? — ¿quiere que le devuelvan (or le devolvamos etc) el libro?

everything you could want from a car — todo lo que se le puede pedir a un coche

to want to + INF — querer* + inf

she can be charming when she wants to (be) — es un encanto cuando quiere or cuando se lo propone

to want somebody/something to + INF — querer* que alguien/algo (+ subj)

what do you want me to do? — ¿qué quieres que haga?

to want somebody/something -ING — querer* que alguien/algo (+ subj)

he doesn't want them snooping around — no quiere que anden husmeando por allí

b) \<\<police\>\> buscar*

wanted — se busca

he is wanted for murder/for questioning — lo buscan por asesinato/para interrogarlo

c) ( as price for something) pedir*

how much does she want for the picture? — ¿cuánto pide por el cuadro?

d) \<\<person\>\> ( sexually) desear

2) ( need) necesitar

that child wants a good thrashing — a ese niño le hace falta una buena paliza

gardener wanted — se necesita or se precisa jardinero

we all like to feel wanted — a todos nos gusta sentir que nos necesitan

the last thing I want is a cold — maldita la falta que me hace resfriarme ahora

you want to see a doctor — tienes que ver a un médico

the house wants cleaning — hay que limpiar la casa

2.

vi ( lack) (frml) (usu with neg)

you/they will want for nothing — no te/les faltará nada

II

noun

1) c u (requirement, need) necesidad f

to be in want of something — tener* necesidad de algo

2) u (lack, absence) falta f, carencia f (frml)

for want of something — a falta de algo

if she doesn't become champion, it won't be for want of trying — si no llega a ser campeona, no será porque no lo haya intentado

3) u (destitution, penury) miseria f, indigencia f

English-spanish dictionary > want

9 devoir

devoir [d(ə)vwaʀ]

━━━━━━━━━

1. transitive verb

2. auxiliary verb

3. reflexive verb

4. masculine noun

━━━━━━━━━

➭ TABLE 28

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► The past participle dû takes a circumflex to distinguish it from the article du. Only the masculine singular has this accent.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

1. <

to owe

• devoir qch à qn to owe sb sth

• elle lui doit 200 € she owes him 200 euros

• c'est à son courage qu'elle doit la vie she owes her life to his courage

• je dois à mes parents d'avoir réussi I owe my success to my parents

• c'est à lui que l'on doit cette découverte it is to him that we owe this discovery

• devoir obéissance à qn to owe sb obedience

• il lui doit bien cela ! it's the least he can do for him!

• à qui doit-on la découverte du radium ? who discovered radium?

• il ne veut rien devoir à personne he doesn't want to be indebted to anyone

2. <

   a. (obligation)

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Lorsque devoir exprime une obligation, il se traduit généralement par to have (got) to lorsqu'il s'agit de contraintes extérieures ; notez que to have got to ne s'utilise qu'au présent. must a généralement une valeur plus impérative ; must étant défectif, on utilise to have to aux temps où il ne se conjugue pas.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• je ne peux pas aller au cinéma, je dois travailler I can't go to the cinema, I've got to work

• si je rentre tard, je dois téléphoner à ma mère if I stay out late, I have to phone my mother

• je dois téléphoner à ma mère ! I must phone my mother!

• Stéphanie doit partir ce soir Stéphanie has to go tonight

• Martin avait promis, il devait le faire Martin had promised, so he had to do it

• David a cru devoir accepter David thought he should agree

• dois-je comprendre par là que... am I to understand from this that...

   b. (conseil)

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Lorsque devoir est au conditionnel et qu'il exprime une suggestion, il se traduit par should.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• tu devrais t'habiller plus chaudement you should dress more warmly

• il aurait dû la prévenir he should have warned her

   c. (fatalité)

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Lorsque devoir exprime une fatalité, il se traduit généralement par to be bound to.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• nos chemins devaient se croiser un jour ou l'autre our paths were bound to cross some time

• cela devait arriver ! it was bound to happen!

• les choses semblent devoir s'arranger things seem to be sorting themselves out

• elle ne devait pas les revoir vivants she was never to see them alive again

   d. (prévision)

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Lorsque devoir exprime une prévision, il est souvent traduit par to be going to.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• elle doit vous téléphoner demain she's going to ring you tomorrow

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Notez l'emploi de to be due to dans les contextes où la notion de temps est importante.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• son train doit or devrait arriver dans cinq minutes his train is due to arrive in five minutes

• Antoinette devait partir à six heures mais la réunion s'est prolongée Antoinette was due to leave at six but the meeting went on longer

   e. (hypothèse)

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Lorsque devoir exprime une hypothèse, il se traduit par must dans les phrases affirmatives.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• il doit faire froid ici en hiver it must be cold here in winter

• il a dû se tromper de chemin he must have lost his way

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Au conditionnel, on utilise should.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• ça devrait pouvoir se faire it should be feasible

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Dans les phrases négatives, on utilise généralement can't.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

• elle ne doit pas être bête she can't be stupid

• il ne doit pas faire chaud en hiver it can't be warm in winter

3. <

► se devoir

• les époux se doivent fidélité husband and wife have a duty to be faithful to one another► se devoir de ( = être obligé de)

nous nous devons de le lui dire it is our duty to tell him

• je me devais d'essayer I had to try for my own sake► comme il se doit

• j'en ai informé mon chef, comme il se doit I informed my boss, of course

• on a fêté l'événement, comme il se doit and naturally, we celebrated the event

4. <

   a. ( = obligation) duty

• faire son devoir to do one's duty

• agir par devoir to act from a sense of duty

• se faire un devoir de faire qch to make it one's duty to do sth

• il est de mon devoir de... it is my duty to...

   b. (scolaire) ( = dissertation) essay ; ( = exercice fait en classe) exercise ; (fait à la maison) homework uncount

• faire ses devoirs to do one's homework

• devoirs de vacances holiday homework

• devoir surveillé or sur table written test

* * *

Note: Lorsque devoir est utilisé comme auxiliaire pour exprimer une obligation posée comme directive, une recommandation, une hypothèse ou un objectif, il se traduit par must suivi de l'infinitif sans to: je dois finir ma traduction aujourd'hui = I must finish my translation today; tu dois avoir faim! = you must be hungry!

Lorsqu'il exprime une obligation imposée par les circonstances extérieures, il se traduit par to have suivi de l'infinitif: je dois me lever tous les matins à sept heures = I have to get up at seven o'clock every morning

Les autres sens du verbe auxiliaire, et devoir verbe transitif et verbe pronominal, sont présentés ci-dessous

I
1. dəvwɑʀ
verbe auxiliaire

1) (obligation, recommandation, hypothèse)

tu dois te brosser les dents au moins deux fois par jour — you must brush your teeth at least twice a day

je dois aller travailler — I've got to go to work

il a dû accepter — ( obligation) he had to accept; ( hypothèse) he must have accepted

tu ne dois pas montrer du doigt! — you shouldn't point!

ces mesures doivent permettre une amélioration du niveau de vie — these measures should allow an improvement in the standard of living

il doit absolument éviter l'alcool — it's imperative that he avoid alcohol, he really must avoid alcohol

je dois dire/reconnaître que cela ne m'étonne pas — I have to ou I must say/admit I'm not surprised

elle ne doit pas être fière! — she must be ashamed of herself

je devais avoir 12 ans à ce moment-là — I must have been 12 at the time

ils doivent arriver d'une minute à l'autre — they're due to arrive any minute

2) ( être dans la nécessité de)

l'entreprise va devoir fermer — the company will have to close

dois-je prendre un parapluie? — do I need to take an umbrella?

dussé-je en mourir — liter even if I die for it

il a cru devoir partir — he felt obliged to leave

3) ( exprime une prévision)

elles devaient en parler — they were to talk about it

le contrat doit être signé à 16 h — the contract is to be signed at 4 pm

à quelle heure doit-il rentrer? — what time should he be home?

je dois m'absenter prochainement — I'll have to leave shortly

4) ( exprime la fatalité)

ce qui devait arriver arriva — the inevitable happened

cela devait arriver — it was bound ou it had to happen

nous devons tous mourir un jour — we all have to die some day

elle devait mourir dans un accident de voiture — she was to die in a car crash

2.

verbe transitif

1) ( avoir à payer) to owe [argent, repas]

devoir quelque chose à quelqu'un — to owe something to somebody, to owe somebody something

combien vous dois-je? — ( pour un service) how much do I owe you?; ( pour un achat) how much is it?

2) ( être redevable de)

devoir quelque chose à quelqu'un — to owe something to somebody, to owe somebody something

je te dois d'avoir gagné — it's thanks to you that I won

3) ( avoir une obligation morale)

devoir quelque chose à quelqu'un — to owe somebody something

il me doit des excuses — he owes me an apology

3.

se devoir verbe pronominal

1) ( avoir une obligation morale)

se devoir à quelqu'un/son pays — to have a duty to somebody/one's country

2) ( réciproquement)

les époux se doivent fidélité — spouses owe it to each other to be faithful

3) ( par convention)

un homme de son rang se doit d'avoir un chauffeur — a man of his standing has to have a chauffeur

4.

comme il se doit locution adverbiale

1) ( comme le veut l'usage)

faire quelque chose/agir comme il se doit — to do something/to act in the correct way

2) ( comme prévu)

comme il se doit, elle est en retard! — as you might expect, she's late!

II dəvwɑʀ
nom masculin ( obligation morale) duty

faire son devoir — to do one's duty

le devoir m'appelle! — duty calls!

il est de mon devoir de — it's my duty to; École ( exercice fait en classe) test; ( fait à la maison) homework [U]

Phrasal Verbs:

- devoir surveillé or sur table

* * *
d(ə)vwaʀ
1. nm

1) (= obligation) duty

Aller voter fait partie des devoirs du citoyen. — Voting is part of one's duty as a citizen.

se faire un devoir de faire qch — to make it one's duty to do sth

2) ÉDUCATION (à faire chez soi) piece of homework, homework no pl (à faire en classe) exercise

faire ses devoirs — to do one's homework

2. vt

1) (= être redevable de) [argent] to owe

devoir qch à qn [argent, respect] — to owe sb sth

Combien est-ce que je vous dois? — How much do I owe you?

devoir à qn de faire qch — to owe it to sb to do sth

Je lui dois de régler cette affaire le plus rapidement possible. — I owe it to him to sort this matter out as quickly as possible.

2) (obligation)

devoir faire qch — to have to do sth

Il doit le faire tout de suite. — He has to do it immediately., He must do it immediately.

Je dois partir. — I've got to go., I must go.

3) (au conditionnel)

je devrais faire... — I ought to do..., I should do...

Tu n'aurais pas dû... — You ought not to have..., You shouldn't have...

4) (fatalité)

devoir se produire — to be bound to happen

Cela devait arriver un jour. — It was bound to happen some day.

5) (intention)

devoir faire qch — to be due to do sth

Il doit partir demain. — He is to leave tomorrow., He is due to leave tomorrow.

Le nouveau centre commercial doit ouvrir en mai. — The new shopping centre is due to open in May.

6) (probabilité)

Il doit être tard. — It must be late.

Tu dois être fatigué. — You must be tired.

* * *

I.

devoir

A nm

1 ( obligation morale) duty; avoir le sens du devoir to have a sense of duty; homme/femme de devoir man/woman of conscience; agir par devoir to act out of a sense of duty; faire son devoir to do one's duty; je n'ai fait que mon devoir I only did my duty;

2 ( obligation imposée par la loi ou les convenances) duty; manquer à tous ses devoirs to fail in all one's duties; le devoir m'appelle! duty calls!; se faire un devoir de faire to make it one's duty to do; il est de mon devoir de it's my duty to; se mettre en devoir de faire qch to set about doing sth; voter est un droit, c'est aussi un devoir voting is not only a right, but also a duty; ⇒ réserve;

3 Scol ( exercice écrit) ( fait en classe) test; ( fait à la maison) homework ¢; faire ses devoirs to do one's homework; fais tes devoirs avant d'aller jouer do your homework before going out to play; j'ai un devoir d'anglais demain I've got an English test tomorrow; j'ai un devoir à rendre pour lundi I have a piece of homework to hand in on Monday.

B † devoirs nmpl ( hommages) respects; présenter ses devoirs à qn to pay one's respects to sb; les derniers devoirs rendus à qn the last respects paid to sb.

Composés

devoir d'ingérence Pol duty to interfere in the affairs of another nation; devoir surveillé or sur table Scol written test; devoir de vacances holiday homework (done from workbooks).

II.

devoir verb table: devoir

❢ Lorsque devoir est utilisé comme auxiliaire pour exprimer une obligation posée comme directive, une recommandation, une hypothèse ou un objectif, il se traduit par must suivi de l'infinitif sans to: je dois finir ma traduction aujourd'hui = I must finish my translation today; tu dois avoir faim! = you must be hungry!Lorsqu'il exprime une obligation imposée par les circonstances extérieures, il se traduit par to have suivi de l'infinitif: je dois me lever tous les matins à sept heures = I have to get up at seven o'clock every morning.

Les autres sens du verbe auxiliaire, et devoir verbe transitif et verbe pronominal, sont présentés ci-dessous.

A v aux

1 (obligation, recommandation, hypothèse) tu dois te brosser les dents au moins deux fois par jour you must brush your teeth at least twice a day; je dois aller travailler I've got to go to work; je devais aller travailler I had to go to work; il doit accepter he has got to accept; il a dû accepter ( obligation) he had to accept; ( hypothèse) he must have accepted; tu ne dois pas montrer du doigt! you shouldn't point!; ces mesures doivent permettre une amélioration du niveau de vie these measures should allow an improvement in the standard of living; le texte doit pouvoir être compris de tous the text should be comprehensible to everyone; il doit absolument éviter l'alcool it's imperative that he avoid alcohol, he really must avoid alcohol; je dois dire/reconnaître que cela ne m'étonne pas I have to ou I must say/admit I'm not surprised; je dois avouer que j'ai hésité I have to ou must admit I did hesitate; vous devrez être attentif à cela you'll have to ou you must watch out for that; tu devrais réfléchir avant de parler you should think before you speak; on devrait mettre cet enfant au lit this child ought to be put to bed; elle ne doit pas être fière! she must be ashamed of herself!; ils ne doivent plus lui faire confiance they can't trust him any more; je devais avoir 12 ans à ce moment-là I must have been 12 at the time; ils doivent arriver d'une minute à l'autre they're due to arrive any minute;

2 ( être dans la nécessité de) l'entreprise va devoir fermer the company will have to close, the company is going to have to close; encore doivent-elles faire leurs preuves they still have to prove themselves; dois-je prendre un parapluie? should I take an umbrella?, do I need to take an umbrella?; dussé-je en mourir liter even if I die for it; il a cru devoir partir he felt obliged to leave;

3 ( exprime une prévision) elles devaient en parler they were to talk about it; le contrat doit être signé à 16 heures the contract is to be signed at 4 pm; cet argent devait rester disponible this money was to have remained available; à quelle heure doit-il rentrer? what time should he be home?; à quoi doivent-ils s'attendre ensuite? what are they to expect next?; nous ne devons pas partir cet été we're not intending to go away this summer; je dois le voir demain I'll be seeing him tomorrow; je dois m'absenter prochainement I'll have to leave shortly; nous devions partir quand il s'est mis à pleuvoir we were about to leave when it started raining, we should have left but it started raining;

4 ( exprime la fatalité) 10 ans plus tard, il devait sombrer dans la pauvreté 10 years later, he was to be found languishing in poverty; ce qui devait arriver arriva the inevitable happened; cela devait arriver it had ou it was bound to happen; nous devons tous mourir un jour we all have to die some day; elle devait mourir dans un accident de voiture she was to die in a car crash.

B vtr

1 ( avoir à payer) to owe [argent, repas]; devoir qch à qn to owe sth to sb, to owe sb sth; il déteste devoir de l'argent he hates owing money; combien vous dois-je? ( pour un service) how much do I owe you?; ( pour un achat) how much is it?; j'ai payé la veste mais je dois encore la jupe I've paid for the jacket but I haven't paid for the skirt yet;

2 ( être redevable de) devoir qch à qn to owe sth to sb, to owe sb sth; devoir qch à qch to owe sth to sth ; il doit tout à sa femme he owes it all to his wife; je te dois d'avoir gagné it's thanks to you that I won; c'est à votre générosité que nous devons de ne pas être morts de faim it's thanks to your generosity that we didn't die of hunger; ⇒ chandelle;

3 ( avoir une obligation morale) devoir qch à qn to owe sb sth; il me doit des excuses he owes me an apology.

C se devoir vpr

1 ( avoir une obligation morale) se devoir à qn/son pays to have a duty to sb/one's country; je me dois de le faire it's my duty to do it, I have a duty to do it;

2 ( réciproquement) les époux se doivent fidélité spouses owe it to each other to be faithful;

3 ( par convention) un homme de son rang se doit d'avoir un chauffeur a man of his standing has to have a chauffeur.

D comme il se doit loc adv

1 ( comme le veut l'usage) faire qch/agir comme il se doit to do sth/to act in the correct way; il plaça les convives comme il se doit he seated the guests as was proper;

2 ( comme prévu) comme il se doit, elle est en retard! as you might expect, she's late!

I

[dəvwar] nom masculin

1. ÉDUCATION assignment, exercise

devoir de chimie chemistry assignment ou exercise

devoir de français French essay

faire ses devoirs to do one's homework

devoir sur table (written) class test

devoirs de vacances holiday (UK) ou vacation (US) homework

2. [impératifs moraux] duty

le devoir m'appelle duty calls

je ne l'ai prévenu que par devoir I warned him only because I thought it was my duty

3. [tâche à accomplir] duty, obligation

faire ou accomplir ou remplir son devoir to carry out ou to do one's duty

avoir le devoir de to have the duty to

se faire un devoir de faire quelque chose to make it one's duty to do something

se mettre en devoir de faire quelque chose to set about (doing) something

devoir conjugal conjugal duties

————————

devoirs nom masculin pluriel

rendre les derniers devoirs à quelqu'un to pay somebody a final homage ou tribute

rendre ses devoirs à quelqu'un to pay one's respects to somebody

————————

de devoir locution adjectivale

homme/femme de devoir man/woman with a (strong) sense of duty

————————

du devoir de locution prépositionnelle

il est du devoir de tout citoyen de voter it is the duty of every citizen to vote

j'ai cru de mon devoir de l'aider I felt duty-bound to help him

II

[dəvwar] verbe auxiliaire

1. [exprime l'obligation]

il doit he has to, he needs to, he must

dois-je être plus clair? do I need ou have to be more explicit?

je dois admettre que... I must admit that...

il ne doit pas he must not, he musn't

on ne doit pas fumer smoking is forbidden ou is not allowed

2. [dans des conseils, des suggestions]

il devrait he ought to, he should

tu ne devrais pas boire you shouldn't drink

3. [indique une prévision, une intention]

il doit m'en donner demain he's due to ou he should give me some tomorrow

c'est une pièce que l'on doit voir depuis un an! it's a play we've supposedly been going to see ou we've been planning to see for a year!

[dans le passé]

il devait venir mais je ne l'ai pas vu he was supposed to come ou to have come but I didn't see him

4. [exprime une probabilité]

il/cela doit he/it must, he's/it's got to

il doit être fatigué he must be tired, he's probably tired

il ne devait pas beaucoup l'aimer pour écrire cela he can't have really loved her to write this

il doit y avoir ou cela doit faire un an que je ne l'ai pas vu it must be a year since I (last) saw him

une offre qui devrait les intéresser an offer which should interest them

5. [exprime l'inévitable]

nous devons tous mourir un jour we all have to die one day

la maison où elle devait écrire "Claudine" the house where she was to write "Claudine"

[exprime une norme]

un bon chanteur doit savoir chanter en direct a good singer should be able to sing live

le four ne devrait pas faire ce bruit the oven isn't supposed to ou shouldn't make that noise

6. (soutenu)

je l'aiderai, dussé-je aller en prison/y passer ma vie I'll help him, even if it means going to prison/devoting my life to it

————————

[dəvwar] verbe transitif

1. [avoir comme dette] to owe

devoir quelque chose à quelqu'un to owe somebody something, to owe something to somebody

je te dois l'essence I owe you for the petrol

je ne demande que ce qui m'est dû I'm only asking for my due

2. [être moralement obligé de fournir]

devoir quelque chose à quelqu'un to owe somebody something

je te dois bien ça that's the least I can do for you

traiter quelqu'un avec le respect qu'on lui doit to treat somebody with due respect

selon les honneurs dus à sa fonction with such pomp as befits her office

3. [être redevable de]

devoir quelque chose à quelqu'un to owe something to somebody

c'est à Guimard que l'on doit cette découverte we have Guimard to thank ou we're indebted to Guimard for this discovery

c'est à lui que je dois d'avoir trouvé du travail it's thanks to him that I found a job

le son doit sa qualité à des enceintes très performantes the good quality of the sound is due to excellent speakers

sa victoire ne doit rien au hasard her victory has nothing to do with luck

————————

se devoir verbe pronominal (emploi réciproque)

[avoir comme obligation mutuelle]

les époux se doivent fidélité spouses ou husbands and wives must be faithful to each other

————————

se devoir à verbe pronominal plus préposition

tu te dois à ta musique you must dedicate yourself to your music

je me dois à mon public I must attend to my fans

————————

se devoir de verbe pronominal plus préposition

to have it as one's duty to

tu es grand, tu te dois de donner l'exemple you're a big boy now, it's your duty to show a good example

Dictionnaire Français-Anglais > devoir

См. также в других словарях:

List of Dead or Alive characters — The following is a list of characters from the Dead or Alive video game series, created by Tecmo and Team Ninja. Contents 1 Introduced in Dead or Alive 1.1 Ayane 1.2 Bass Armstrong … Wikipedia

Homefront (U.S. TV series) — infobox television show name =Homefront caption = Homefront Title Screen format = Television drama series runtime = 60 minutes creator = Lynn Marie Latham Bernard Lechowick starring =Kyle Chandler Sammi Davis Ken Jenkins Mimi Kennedy Tammy Lauren … Wikipedia

Minor characters of Days of our Lives — The following are minor but notable fictional characters on the NBC soap opera Days of our Lives, whose connections to the major families are either weak or non existent. Contents 1 Recent/current minor characters 1.1 Dr. Richard Baker 1.2… … Wikipedia

List of The Dresden Files characters — The Dresden Files series features a diverse cast of complicated characters. Contents 1 Main characters 1.1 Harry Dresden 1.2 Karrin Murphy 1.3 Bob … Wikipedia

List of Hayate the Combat Butler characters — This article lists the characters from the Japanese manga and anime series Hayate the Combat Butler. Contents 1 Ayasaki household 2 Sanzenin household 2.1 M.H.E. (Mikado Hyper Energy) … Wikipedia

List of Toaru Majutsu no Index characters — This is a list of characters from the light novel series Toaru Majutsu no Index as well as its manga adaptation, spin off manga (Toaru Kagaku no Railgun), and both series anime adaptations. The series primarily takes place in Academy City, a city … Wikipedia

One Life to Live minor characters — The following are characters from the American soap opera One Life to Live who are notable for their actions or relationships, but who do not warrant their own articles and are not part of a notable minor family from the series.Hunter Atwood Zach … Wikipedia

Dates of 2005 — ▪ 2006 January This is a unique case of a people under occupation being asked to hold free and fair elections when they themselves are not free.… It s an important internal test, and I think it s a turning point. Palestinian legislator Hanan… … Universalium

List of Charmed characters — The triquetra symbol used frequently on Charmed to represent the Power of Three The following is a list of characters from the Charmed universe, including the Warner Bros. television series Charmed and its spin off material. The characters were… … Wikipedia

Lana Lang (Smallville) — Lana Lang Smallville character First appearance Pilot Created by … Wikipedia

SAMARITANS — This article is arranged according to the following outline: history samaritan origins samaritans in the time of nehemiah the samaritans in the second temple period samaritans in the graeco roman diaspora excavations on mt. gerizim late roman to… … Encyclopedia of Judaism

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

her parents are no longer alive

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

her parents are no longer alive

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: